Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2626/GV, 20 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2626/GV

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 september 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. A.P. van Stralen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is eigenaar van een schoonmaak- en glazenwassersbedrijf, met drie personeelsleden. Zijn echtgenote heeft een inzinking gehad vanwege de privé- en bedrijfssituatie. Zij kan het bedrijf niet meer voortzetten. Zij is met spoed ondergebracht bij het
RCP te Woerden en slikt medicatie. Bovendien heeft zij de zorg over de kinderen van drie en zes jaar oud. Met klagers bedrijf gaat het zo slecht dat hij eigenlijk zijn faillissement moet aanvragen. Een bedrijfsbus is gestolen. Klager wil
strafonderbreking van één week zodat hij zijn bedrijf kan redden en zijn echtgenote kan ondersteunen. Inhoudelijk wordt verwezen naar een huisartsverklaring.
Klagers echtgenote doet de administratie, maar nu deelt ze alleen de werkbriefjes uit. Inhoudelijk wordt verwezen naar een verklaring waaruit blijkt dat het bedrijf er financieel zeer slecht voor staat. Klager heeft geen geld om een derde in te huren
en
bovendien is hij het gezicht van het bedrijf. Hij kan orde op zaken stellen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sinds 22 mei 2009 gedetineerd en zijn einddatum is 13 november 2009. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van zeven dagen om zijn zakelijke belangen te behartigen. Klagers echtgenote heeft aangegeven dat klagers bedrijf bijna
failliet is. Zij kan
het niet meer aan. Wat de psychische gezondheidstoestand van klagers echtgenote betreft, wordt inhoudelijk verwezen naar het advies van de Medisch Adviseur.
De gestelde zakelijke problemen blijken uit geen enkel stuk. Klager dient een zaakwaarnemer aan te stellen. Indien zijn echtgenote daarvoor niet geschikt is, dan dient een (andere) zaakwaarnemer aangesteld te worden.

Met betrekking tot klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de Gevangenis/ISD Wolvenplein te Utrecht heeft, onder andere gezien het feit dat klager hulp binnen de inrichting afwijst, negatief geadviseerd.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking.
De Medisch Adviseur heeft meegedeeld geen medische reden te zien om strafonderbreking toe te kennen. De psychische gezondheidstoestand van klagers echtgenote is gerelateerd aan klagers detentie.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 november 2009.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Tevens dient te worden aangetoond dat de zakelijke belangen reeds voor
aanvang
van de detentie bestonden en dat de persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Aannemelijk is dat er omstandigheden zijn van zakelijke aard die de persoonlijke aanwezigheid van klager wenselijk maken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is echter
onvoldoende gebleken dat sprake is van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Daarbij is in acht genomen dat klager reeds eerder maatregelen ter vervanging kon treffen. Bovendien heeft klager hulp in de inrichting afgewezen. Gelet hierop
kan de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 oktober 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven