Nummer: 09/2167/GB
Betreft: [klager] datum: 12 oktober 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C.M. Welten, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 10 juli 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de locatie Amerswiel te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klaagster is sedert 17 april 2009 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring van de PI Tilburg. Op 3 juni 2009 is zij geplaatst in de gevangenis van de locatie Amerswiel, zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster wil graag geplaatst worden in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klaagster daar niet voor in aanmerking zou kunnen komen omdat zij is gedetineerd op basis van een vrijheidsbenemende
maatregel, te weten lijfsdwang in het kader van een veroordeling tot betaling van een geldsbedrag. Klaagster is van mening dat de lijfsdwang gelijkgesteld dient te worden met een vrijheidsstraf. Het Gerechtshof te Den Bosch heeft eerder in een tweetal
arresten bepaald dat lijfsdwang een ‘penalty’ is in de zin van artikel 7 van het EVRM. Daarom is in dit geval detentiefasering mogelijk. De stelling van de selectiefunctionaris dat lijfsdwang een vrijheidsbenemende maatregel is, is in strijd met het
EVRM. De beroepscommissie heeft overigens eerder, in haar uitspraak van 30 juni 2008, met kenmerk 08/1219/GV, bepaald dat die gedetineerde, die eveneens lijfsdwang onderging, wel in aanmerking kwam voor verlof. Door klaagster geen verlofmogelijkheden
toe te kennen is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Klaagster heeft nog aangevoerd dat zij, doordat zij thans is gedetineerd, niet kan voldoen aan de betalingsverplichting. Klaagster is bereid om wekelijks een bedrag van € 20,= te betalen, zijnde het bedrag dat zij wekelijks met de arbeid verdient.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is gedetineerd naar aanleiding van een na 1 januari 2003 uitgesproken veroordeling tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vrijheidsbeneming betreft lijfsdwang en is geen vervangende hechtenis. Doel van die vrijheidsbenemende
maatregel is klaagster te dwingen om aan de vordering betalingsverplichting te voldoen. Verlofverlening doet geen recht aan die dwang. De uitspraken van het Gerechtshof te Den Bosch zien op een ander geval dan dat van klaagster en niet op het verlof
als
genoemd in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klaagster heeft aangegeven bereid te zijn een bedrag van € 20,= per week te betalen in het kader van een betalingsregeling. Door een dergelijk voorstel voor een betalingsregeling wordt de
lijfsdwang niet opgeheven.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Amerswiel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klaagster ondergaat een vrijheidsbenemende maatregel van lijfsdwang als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van 540 dagen.
4.3. Klaagster ondergaat een vrijheidsbenemende maatregel, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder t, van de Pbw in verbinding met art. 36e Sr. Voor plaatsing in een inrichting met regimesgebonden verlof komen, op grond van de artikelen 2 en 3 van
de Pbw slechts die gedetineerden in aanmerking die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf van in de wet bepaalde duur. Nu klaagster voorafgaand en direct aansluitend aan de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang geen vrijheidsstraf heeft ondergaan, komt
zij niet in aanmerking voor plaatsing in een inrichting met regimesgebonden verlof. De op de onder 3.2 genoemde gronden, die juist zijn, gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, kan overigens bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Ook al zou ervan moeten worden uitgegaan dat de lijfsdwang moet worden gezien als een penalty in de zin van artikel 7 van het EVRM, dan dwingt dat er niet toe die maatregel voor de tenuitvoerlegging ervan als vrijheidsbenemende straf te beschouwen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 oktober 2009.
secretaris voorzitter