Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2697/GV, 8 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2697/GV

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A.T.X. Vonken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 september 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek van klager de reeds verleende strafonderbreking te verlengen is afgewezen. De partner van klager verkeert in coma. Haar toestand is kritiek en zij kan komen te overlijden. Op dit moment is
omtrent het verdere verloop weinig te zeggen. Aan klager is eerder strafonderbreking verleend. De strafonderbreking wordt geweigerd op de grond dat de bijzondere omstandigheden niet zijn gewijzigd. Voor klager is dit onbegrijpelijk. Dit strookt niet
met
artikel 40 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Indien er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, dient de reeds verleende strafonderbreking niet te worden teruggedraaid. Klager mocht erop vertrouwen dat de
verleende strafonderbreking bleef voortduren, in elk geval tot de maximaal te vergunnen termijn van drie maanden. Klager lijdt zeer ernstig nu hij weer in de inrichting verblijft. Hij wil bij zijn vrouw in het ziekenhuis zijn. Dit heeft een zodanig
negatieve psychische invloed op klager dat de thans te ondergane detentie als inhumaan moet worden bestempeld. Voortzetting van de detentie dient in redelijkheid niet plaats te vinden. Klager meent derhalve dat artikel 37 van de Regeling van toepassing
is. Ook artikel 36 van de Regeling is van toepassing is. Klager wenst immers zelf de verzorging van zijn ernstig zieke levenspartner mede te dragen door aanwezig te zijn. Het is bekend te veronderstellen dat de aanwezigheid van de partner bij een in
comateuze toestand verkerend persoon heel goed kan zijn en daardoor de comateuze toestand spontaan zou kunnen eindigen en de betreffende persoon weer ontwaakt. Klager meent dat hij op grond van artikel 34 en 36 of 37 van de Regeling in aanmerking dient
te komen voor strafonderbreking. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de maximale termijn van drie maanden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Aan klager is op 3 september 2009 strafonderbreking verleend voor vijf dagen. Deze is op 8 september 2009 met zeven dagen verlengd en vervolgens op 15 september 2009 met zeven
dagen. Op het verzoek om verlenging van 22 september 2009 is afwijzend beslist. In tegenstelling tot de voorgaande drie adviezen van de Medisch Adviseur was het advies bij het laatste verzoek om strafonderbreking negatief. De arts achtte de noodzaak
niet meer aanwezig nu klagers partner in comateuze toestand verkeert en bij verslechtering de situatie opnieuw kan worden bekeken. De Staatssecretaris heeft dit advies overgenomen en klager gewezen op de mogelijkheden van incidenteel verlof om zijn
partner te bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de Gevangenis Grave heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie heeft negatief geadviseerd omtrent de verlening van strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 december 2010.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan
strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van
de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Vast is komen te staan dat klagers partner ernstig ziek is. Zij verkeert in comateuze toestand. Aan klager is op 3, 8 en 15 september 2009 strafonderbreking verleend voor telkens een aantal dagen. De laatst verleende strafonderbreking eindigde op 22
september 2009. Gelet hierop kan de beroepscommissie klager niet volgen in zijn stelling, dat hij erop mocht vertrouwen dat hem strafonderbreking voor de maximale termijn van drie maanden zou worden verleend.
Na ieder verzoek om verlenging van de strafonderbreking heeft de Staatssecretaris via de Medisch Adviseur advies opgevraagd over de medische situatie van klagers vrouw. Gelet op het negatieve advies van de Medisch Adviseur van 21 september 2009 kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers vrouw verkeert weliswaar nog steeds in comateuze toestand, doch de noodzaak voor verlenging van de
strafonderbreking ter verzorging van klagers vrouw is onvoldoende vast komen te staan. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking de mededeling van de Staatssecretaris dat er mogelijkheden zijn voor een incidenteel verlof. Klagers beroep op
artikel
37 van de Regeling kan evenmin slagen, nu de dringende redenen van psychische aard niet worden ondersteund door een verklaring van de inrichtingsarts. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 8 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven