Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1713/GA en 09/1714/GA, 5 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1713/GA en 09/1714/GA

betreft: [klager] datum: 5 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 16 juni 2009 van de beklagcommissie bij de Gevangenis/ISD Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij de Gevangenis/ISD Roermond.
Klager en zijn raadsman voornoemd hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
a. een onrechtmatig onderzoek in klagers verblijfsruimte op 30 oktober 2008;
b. de vermissing van klagers horloge na dat onderzoek;
c. de onrechtmatige inbeslagname van voorwerpen in klagers verblijfsruimte op 31 oktober 2008;
d. de vermissing van diverse spullen van klager na die inbeslagname.

De beklagcommissie heeft alle beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Met betrekking tot c: de beslissing tot inbeslagneming, alsmede de inbeslagneming zelf, is in strijd geweest met artikel 34, tweede lid, jo artikel 29, vierde lid, Pbw.
Met betrekking tot a en b: de klachtencommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de celinspectie rechtmatig is geweest. De inrichting heeft haar zorgplicht geschonden aangezien zij na de celinspectie de cel van klager kennelijk niet heeft afgesloten
zodat onbevoegden zijn cel tijdens zijn afwezigheid konden betreden. In ieder geval moet de directie verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van klagers horloge en moet hij voor het geleden verlies worden gecompenseerd.
Voor een nadere motivering van het beroep wordt verwezen naar het faxbericht van 19 mei 2009 gericht aan de beklagcommissie, waarin de klachten nader zijn toegelicht.
De beroepscommissie wordt verzocht om het beroep zowel op formele als op materiële gronden gegrond te verklaren en aan klager een passende tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er ging een gerucht dat klager een mobiele telefoon bij zich zou hebben. Dit betreft de afdeling langgestraften. Na een celinspectie is de telefoon gevonden. Bij het betreden van de cel van klager constateerde de directeur dat deze veel te vol met
spullen stond waardoor de cel zeer onoverzichtelijk was. Dat dit kon gebeuren is een fout van de inrichting. De directeur heeft toen opdracht gegeven om het aantal spullen in aantal terug te brengen en naar het bad te brengen om te laten uitvoeren.
Klager was toen al naar de strafcel overgebracht. Het door hem vermiste horloge is door het personeel in zijn cel gezien, maar is niet in beslag genomen. Er is overigens geen sprake van het in beslag nemen van voorwerpen waarvoor een bewijs van
ontvangst moet worden afgegeven, maar van het terugbrengen in aantal van voorwerpen die klager moet uitvoeren. De directeur weet niet hoe het horloge is kwijtgeraakt. Klager heeft desgevraagd niet nader toegelicht wat en hoeveel hij van de andere
spullen kwijt is. Hij heeft bij de beklagcommissie toegegeven dat er teveel spullen op zijn cel stonden. De celdeuren staan in principe open, de gedetineerden hebben zelf een sleutel om hun cel af te sluiten. Als ze bijvoorbeeld in de strafcel zitten
sluit het personeel de deur. Klager verbleef in een éénpersoonscel.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a.
De directeur is op grond van artikel 34, eerst lid en onder a, Pbw bevoegd in het kader van het algemeen toezicht de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken. In dit geval
bleek van een gerucht dat klager een mobiele telefoon in zijn bezit zou hebben. De beslissing tot het doen van een onderzoek in klagers verblijfsruimte kan dan ook bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b.
Klager is na de vondst van een mobiele telefoon op zijn cel een straf opgelegd van 10 dagen opsluiting in een strafcel. Nadat hij die straf had ondergaan en terugkwam in zijn cel ontdekte hij de vermissing van zijn horloge. Dat horloge bevond zich niet
bij de opgeslagen spullen bij het bad. Dat klager een horloge (merk Casio) heeft gehad blijkt uit zijn registratiekaart bij binnenkomst in Roermond. Bovendien heeft het personeel aangegeven tijdens het onderzoek een horloge in klagers cel te hebben
gezien, maar dit niet in beslag te hebben genomen. De directeur heeft meer algemeen toegelicht dat de celdeuren in principe openstaan en dat gedetineerden zelf verantwoordelijk zijn voor het sluiten van hun celdeur. Als een gedetineerde afwezig is,
bijvoorbeeld omdat hij in de strafcel verblijft, sluit het personeel de deur. Klager is op de dag van het onderzoek in zijn verblijfsruimte naar een strafcel overgebracht. Nu de directeur onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat het personeel er
voor heeft zorggedragen dat de deur van klagers cel is gesloten gedurende zijn afwezigheid, moet de vermissing van zijn horloge de directeur worden aangerekend. Het beroep zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard, de uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een financiële tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=. De beroepscommissie merkt op dat in dit geval geen
schadevergoedingsaspecten bij de hoogte van de tegemoetkoming zijn betrokken, nu door of namens klager niet is verzocht om schadevergoeding en deze, bij gebreke aan nadere informatie omtrent het horloge (aanschafprijs, ouderdom e.d.) niet eenvoudig is
vast te stellen.

Met betrekking tot c.
Van klagers cel zijn voorwerpen verwijderd die het in de huisregels omschreven toegestane aantal voorwerpen overschreden. De voorwerpen zijn bij het bad opgeslagen om door klager te worden uitgevoerd. De beroepscommissie is van oordeel dat in dat geval
geen sprake is van het in beslag nemen van voorwerpen zoals bedoeld in artikel 34 juncto artikel 29, vierde lid, Pbw. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot d.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager niet voldoende heeft kunnen specificeren welke voorwerpen hij mist en hoeveel. Het beroep moet dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de onderdelen a, c en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklagonderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J. Lamens en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 oktober 2009

secretaris voorzitter

Naar boven