Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2227/GA, 28 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2227/GA

betreft: [klager] datum: 28 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.M. van den Brûle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2009 van de beklagcommissie bij het Huis van Bewaring (h.v.b.) Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2009, gehouden in de Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsvrouw en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager op weg naar de luchtplaats gefouilleerd is en daarbij een geslepen mes bij hem is aangetroffen. Bij klager is eerder op cel ook al een mes aangetroffen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gesteld wordt dat klager een geslepen mes op zak heeft gehad. Het betrof echter een gewoon boterhammes. Dit mes lag al eerder op klagers cel. Bij een
eerdere celcontrole is hierover niets tegen klager gezegd. Klager had het bij zich, omdat hij het voor het luchten wilde teruggeven aan een medegedetineerde. Klager zou nooit een risico nemen, omdat hij een mogelijke v.i. niet wil verspelen. Overigens
ontbreken feitelijke gegevens in deze zaak. Klagers raadsvrouw vraagt zich voorts af op basis van welk artikel is overgegaan tot het onderzoek aan klagers kleding. De opgelegde straf is disproportioneel.
Klager is voorafgaand aan de disciplinaire straf niet gehoord.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De feitelijke situatie is in de stukken helder beschreven. Klager is voorafgaand aan het opleggen van de straf gehoord. Hem is, zoals vaker
gebeurt, op voorhand de maximale straf opgelegd. Eerder heeft klager in verband met een ongeoorloofd bezit van een mes op zijn cel drie dagen in de strafcel verbleven. Er zijn steekproefsgewijs enkele gedetineerden voor zij naar de luchtplaats gingen,
dus nog op het centrale vlak, gefouilleerd. Klager was één van de gedetineerden. Het mes dat hij bij zich droeg was geslepen, de kartelranden waren weg. Als klager van plan was het mes aan een medegedetineerde terug te geven, dan had hij hiervoor
ruimschoots de gelegenheid gehad voor hij naar de luchtplaats ging. Niet uitgesloten werd geacht dat klager kwade bedoelingen met het mes had.

3. De beoordeling
Gelet op de artikelen 50, 51, 57 en 58 Pbw en hetgeen uit de stukken is gebleken, constateert de beroepscommissie dat aan de door de directeur genomen beslissing een formeel gebrek kleeft. Vast staat dat de straf met terugwerkende kracht is opgelegd,
nu
uit de stukken is gebleken dat de unit-directeur het op 16 maart 2009 opgemaakte verslag op 17 maart 2009 om 12.00 uur heeft afgehandeld en in de beschikking is vermeld dat de disciplinaire straf op 16 maart 2009 om 13.30 uur is ingegaan. Het beroep
dient in zoverre formeel gegrond te worden verklaard. Nu de opgelegde disciplinaire straf feitelijk niet langer heeft geduurd dan was opgelegd, zijn er geen termen klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de met terugwerkende kracht opgelegde disciplinaire straf gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 september 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven