nummer: 09/2218/GV
betreft: [klager] datum: 24 september 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Herregodts, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 31 juli 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op 31 augustus 2009 ontving de beroepscommissie nadere stukken met betrekking tot de uitleveringsprocedure van klager.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte is geen rekening gehouden met de navolgende feiten en omstandigheden: het verzoek om uitlevering dateert van 1996 en 1999. Het feit waarop de uitlevering betrekking heeft, betreft de periode 1994-1995. De uitlevering was bekend op het
moment dat klager niet gedetineerd was. Het is onduidelijk waarom toen niet tot afwikkeling van de uitleveringsprocedure is gekomen. Klager wordt thans buitenproportioneel in zijn belangen geschaad door de vertraging die te wijten is aan de overheid.
De
uitlevering ziet alleen nog op een rechtszaak voor de rechtbank in Fontainebleau. Klagers raadsman is sinds medio mei 2007 doende geweest om de Nederlandse staat ertoe te bewegen navraag te doen bij de Franse autoriteiten over de stand van zaken van de
procedure en/of de eventuele wens van de Franse autoriteiten om het uitleveringsverzoek gestand te doen. De Nederlandse staat is op geen enkele wijze op dit verzoek ingegaan waarmee zij bewust de thans bestaande situatie heeft laten bestaan. Klager is
in het najaar van 2008 doorgefaseerd omdat justitie in de veronderstelling was dat de uitlevering niet langer meer aan de orde was. Formeel is de uitlevering nog steeds aan de orde, maar het is de raadsman gebleken dat het ressortparket Den Bosch nog
steeds niet over een compleet dossier beschikt. De beslissing is domweg overgenomen zonder op de hoogte te zijn van hetgeen op de achtergrond speelt. Een Nederlands staatsburger die onderwerp van uitlevering is, wordt vrijwel altijd in zijn
uitleveringsdetentie geschorst. Dit leidt tot vermindering van vrijheidsbeperkende consequenties. In casu wordt klager onnodig geconfronteerd met vrijheidsbeperkende consequenties door hem geen verlof toe te staan.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Volgens informatie van het Openbaar Ministerie zal klager worden uitgeleverd aan Frankrijk. Daarom is hij ook teruggeplaatst naar een gesloten inrichting vanuit een penitentiair programma. Uitlevering is een contra-indicatie voor verlofverlening.
Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de Gevangenis/ISD Roermond geeft aan dat er gedragsmatig geen aanleiding is om geen verlof te verlenen. Klager komt niet in aanmerking voor verlof omdat er een uitleveringsverzoek aan Frankrijk is. Daarom wordt geadviseerd het
verlofverzoek af te wijzen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twaalf en een half jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – gedragingen strafbaar gesteld bij de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 maart 2010.
Bij beschikking van 24 augustus 2005 heeft de Minister van Justitie de uitlevering ter vervolging van klager door Frankrijk toegestaan. Dit betekent dat klager na ommekomst van zijn detentie in Nederland zal worden overgeleverd aan de Franse
autoriteiten. Voor zover klager in Frankrijk wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf, kan hij deze in Nederland ondergaan.
Op grond van artikel 4, onder k van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt verlof geweigerd indien vaststaat dat de gedetineerde na zijn detentie zal worden uitgeleverd. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 september 2009
secretaris voorzitter