Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2290/GV, 14 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2290/GV

betreft: [klager] datum: 14 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 augustus 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft zijn moeder gedurende een langere periode, meer dan drie maanden, niet gezien. Dit in verband met medische en psychische belemmeringen die haar belemmeren om klager in de inrichting te bezoeken.
Verzocht wordt om de gesteldheid van zijn moeder door een onafhankelijke arts te laten onderzoeken voor een second opinion. Mocht deze arts ook tot conclusie komen dat klagers moeder wel in staat is om te reizen dan zal hij zich bij deze beoordeling
neerleggen. Klager wil graag de reden vernemen waarom het openbaar ministerie tegen een dergelijk bezoek is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager om een bezoek te kunnen brengen aan zijn moeder thuis is afgewezen vanwege het feit dat de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie na overleg met de huisarts tot de conclusie kwam dat er geen medische noodzaak is om te
komen tot een omgekeerde bezoekregeling. Klagers moeder is medisch in staat om klager in detentie te bezoeken. Het openbaar ministerie gaf aan bezwaar te hebben tegen een bezoek aan klagers moeder. Dit advies is echter niet of nauwelijks meegewogen,
omdat vooral naar de medische noodzaak is gekeken voor een omgekeerde bezoekregeling. Mocht de gezondheidssituatie van klagers moeder in de komende periode verslechteren dan is de selectiefunctionaris bereid om een nieuw verzoek in overweging te
nemen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal heeft aangegeven bezwaar te maken tegen verlofverlening omdat klagers zaak nog niet onherroepelijk is, hij een lange straf uitzit en klager tijdens behandeling in eerste aanleg zich aan voorlopige hechtenis heeft onttrokken.
Bewaking is in ieder geval geïndiceerd.
De medisch adviseur van het Ministerie van Justitie heeft na medische informatie te hebben ingewonnen bij de huisarts van klagers moeder aangegeven geen medische redenen te zien voor een omgekeerd bezoek.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om een second opinion te doen uitbrengen af.

Klager is door het gerechtshof veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en elf maanden met aftrek, in verband met onder meer doodslag en verkrachting. Hij heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie aangetekend.

Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische belemmeringen niet in staat is
de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Niet in geschil is dat klager en zijn moeder elkaar meer dan drie maanden niet hebben ontmoet. Uit de mededeling van de medisch adviseur van het Ministerie
van Justitie volgt echter, na het inwinnen van inlichtingen bij de huisarts van klagers moeder, dat klagers moeder in staat moet worden geacht om klager in detentie te bezoeken. De beslissing van de Staatssecretaris kan daarom, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 september 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven