Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1362/TB-tussenbeslissing, 7 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1362/TB - tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 7 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. Sassen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 mei 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.G.F. van der Kraats, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting (hierna: De Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 mei 1992 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 29 juni 1992
aangevangen. Op 29 april 1993 is klager geplaatst in De Pompestichting. Op 21 september 1998 is klager overgeplaatst naar FPC Van Mesdag. Deze inrichting heeft klager aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 14 september 2002
van
de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is overwogen dat een hernieuwde resocialisatiepoging met een stricter anti-alcoholbeleid, eventueel later voortgezet in een beschermende voorziening, meer geïndiceerd leek dan plaatsing in een
longstayvoorziening. Bij brief van 3 april 2007 is klager andermaal aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Klager is onderzocht door twee rapporteurs van het NIFP, die op 17 maart 2008 hebben gerapporteerd. Bij advies van 25 juli 2008 van de
LAP is geoordeeld dat de inrichting ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. De Staatssecretaris heeft op 12 mei 2009 beslist klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Klager is op 15 juni 2009
geplaatst in de longstayvoorziening van De Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft van november 2001 tot november 2006 buiten de inrichting gewerkt en van december 2004 tot december 2006 zelfstandig buiten de inrichting gewoond. Er hebben zich hierbij geen
tbs-waardige incidenten voorgedaan. Om te bewijzen dat het delictgevaar niet groot is bij het gebruik van alcohol, heeft klager in 2006 gedurende één maand alcohol gedronken. Omdat klager medicatie om het gebruik van alcohol tegen te gaan heeft
geweigerd, is hij teruggeplaatst in de inrichting. Klager is niet delictgevaarlijk en maakt nog immer een positieve ontwikkeling door. Dit blijkt uit recente rapportages. Klager kan inmiddels beter omgaan met stress en uit ongenoegens op een correcte
wijze. Hij is beter in staat tot relativeren. Hij laat een constant stemmingsbeeld zien. Klager wordt ervaren als een gemotiveerde medewerker in de wasserij waar hij werkt. In het licht hiervan kan klager de conclusies in de rapportages van psychiater
[A] en psycholoog [B] niet plaatsen. Ook het Gerechtshof Arnhem kan zich niet zonder meer verenigen met de conclusies van de deskundigen. Op 21 juli 2009 heeft het Gerechtshof te Arnhem in een tussenbeslissing beslist dat klager moet worden onderzocht
door het PBC ten aanzien van de voorwaarden waaronder de behandeling van klager kan worden voortgezet en over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder terugkeer van klager in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft de raadsvrouw van klager de tekst van de betreffende tussenbeslissing overgelegd, alsmede een eindverslag van Delict Gedrags Therapie waaruit de positieve ontwikkeling die klager doormaakt zou blijken.
Subsidiair verzoekt klagers raadsvrouw de behandeling van het beroep aan te houden totdat de rapportage van het PBC gereed is.

Namens de Staatssecretaris is het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening is genomen met inachtneming van de criteria van het longstaybeleidskader van augustus 2005. Klager is
langdurig en in twee behandelsettingen behandeld zonder het gewenste resultaat. Klagers behandelverloop kenmerkt zich door een gebrek aan probleeminzicht, een beperkt probleemoplossend vermogen, recidiverend middelengebruik, zich moeizaam kunnen
handhaven in een sociale context, geringe empathie, problemen met impulscontrole, vijandigheid en een negatieve houding ten aanzien van zijn behandeling. Klagers behandeling is vastgelopen door een ernstige terugval in zijn alcohol- en drugsverslaving.
Klager wordt gezien als blijvend delictgevaarlijk en dient te verblijven in een gecontroleerde en beveiligde setting. Binnen deze structuur kan hij goed functioneren. Als de stress oploopt, wordt hij kwetsbaar. Van een recente positieve ontwikkeling is
niet gebleken. Er is geen aanleiding tot een nader onderzoek naar klagers delictgevaarlijkheid en behandelmogelijkheden. Gelet op de beschikbare adviezen en rapportages is de plaatsing van klager in een longstayvoorziening terecht.

4. De beoordeling
Ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat het Gerechtshof te Arnhem in zijn tussenbeslissing van 21 juli 2009 heeft bepaald dat klager dient te worden onderzocht door het PBC ten aanzien van de mogelijkheden van een voortgezette behandeling
en
resocialisatie van klager. Nu tevens uit de ter zitting overgelegde stukken is gebleken dat klager baat heeft gehad bij Delict Gedrags Therapie en van enige ontwikkeling in positieve zin sprake lijkt te zijn, acht de beroepscommissie het voor de
beoordeling van het beroep van belang kennis te nemen van het rapport van het PBC. De beroepscommissie houdt om die reden de behandeling van het beroep aan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan, totdat het PBC een rapport heeft uitgebracht over het onderzoek naar de mogelijkheden van een voortgezette behandeling en resocialisatie van klager.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven