Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1393/TB, 10 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1393/TB

betreft: [klager] datum: 10 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Mangal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 mei 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en
[...], hoofd behandeling van FPC Oostvaarderskliniek te Utrecht. Van het horen is een verslag opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. De raadsvrouw van klager, mr. S. Mangal, is in de gelegenheid gesteld op het verslag nader te reageren. Op 10
augustus 2009 is een reactie van de raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Pompestichting (hierna: De Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij uitspraak van 6 maart 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De tbs-maatregel is aangevangen op 13 december 2002. Op 2 februari 2004
is klager geplaatst in Flevo Future, inmiddels de Oostvaarderskliniek genaamd, locatie Amsterdam. Op 8 juni 2006 is klager overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht. Deze inrichting heeft klager op 21 mei 2007 aangemeld voor plaatsing
op een longstayafdeling. Klager is onderzocht door twee rapporteurs van het NIFP, die op 8 januari 2008 resp. 14 januari 2008 een rapport hebben uitgebracht. Bij advies van 12 september 2008 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is
geoordeeld dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. De Staatssecretaris heeft op 12 mei 2009 beslist klager in een longstayvoorziening van De Pompestichting te plaatsen. Klager is op 8
juni 2009 geplaatst in de longstayafdeling van De Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is niet in twee behandelsettingen behandeld. Uit het LAP-advies blijkt niet dat er sprake is geweest van een multidisciplinair onderzoek. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten voor
plaatsing in een longstay. De rapporteur van het NIFP, [A], kan niet worden beschouwd als een onafhankelijke deskundige, omdat hij ook heeft meegewerkt aan de pro-justitia rapportage van 11 januari 2001 van het PBC in het kader van de strafzaak van
klager. De omstandigheid dat klager niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, doet niet af aan het feit dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden en [A] van meet af aan betrokken is geweest bij de zaak. De in de rapportages vermelde conclusies zijn
voornamelijk gebaseerd op aannames. De stelling dat klager schuldig is aan de moord op zijn ex-vrouw in Suriname en terzake een gevangenisstraf heeft uitgezeten van 18 respectievelijk 12 jaar is niet juist. Een buurvrouw was schuldig aan de moord. Wat
betreft de moord in 1988 op zijn dochter, is de onschuld van klager vast komen te staan. Ook de vermeende moord op klagers tweede vrouw dient buiten beschouwing te blijven, aangezien deze niet door klager is gepleegd.
Aan klager is onvoldoende behandeling aangeboden. De behandeling is gestopt nog voordat de aanvraag voor longstay was ingediend. Klager ontkent het indexdelict niet, maar is het niet eens met de juridische kwalificatie die daaraan wordt gegeven. Het
feit dat klager meent dat er sprake is geweest van noodweer(exces), maakt klager niet per definitie onbehandelbaar. De omstandigheid dat klager weigert medicatie in te nemen, kan hem niet worden verweten. Klager is een oude man van 68 jaar. Het niet
innemen van medicijnen is op deze leeftijd een natuurlijk verschijnsel.
Klager heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, die meer aansluiten bij een beslissing de behandeling voort te zetten met het oog op terugkeer in de maatschappij dan bij een longstayplaatsing. Sinds 4 januari 2007 hebben er geen incidenten meer
plaatsgevonden. Klager heeft geen agressie meer getoond. Hij stelt zich beleefd, verzorgd en vriendelijk op. Hij kookt voor de groep en zoekt meer contact met medepatiënten en personeel. Hij haalt vertrouwen uit zijn dagbesteding en doet aan sport. Er
is geen sprake van agressie, alcohol- of drugsgebruik.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening is genomen met inachtneming van de criteria van het longstaybeleidskader van augustus 2005.
Klagers behandeling is niet van de grond gekomen. Het ontbreekt hem aan probleembesef en behandelmotivatie. Klagers toestandsbeeld is redelijk stabiel. Hij functioneert goed in een beveiligde en gecontroleerde setting. Hij lijkt tevreden met zijn
dagbesteding en volgens de inrichting accepteert hij een longstayplaatsing.
Klager is blijvend delictgevaarlijk zonder dat er behandelmogelijkheden zijn om deze prognose in gunstige zin bij te stellen. De LAP en de onafhankelijke rapporteurs van het NIFP achten een longstayplaatsing geïndiceerd.
Behandeling in twee behandelsettingen en/of multidisciplinair onderzoek is volgens het longstaybeleidskader geen voorwaarde voor plaatsing in een longstayvoorziening. Er dienen wel voldoende behandelpogingen te zijn ondernomen. Aan dit vereiste is
voldaan. Aan klager is voldoende behandeling aangeboden op verschillende locaties, doch klager heeft deze behandelmogelijkheden niet of onvoldoende weten te benutten. De opvatting van klager dat hij geen schuld heeft aan zijn delict, staat behandeling
in de weg. Van een positieve ontwikkeling is geen sprake.
Van vooringenomenheid van rapporteur [A] is geen sprake, omdat de rapportage van 11 januari 2001 geen inhoudelijke rapportage betreft. Klager heeft destijds niet aan het onderzoek willen meewerken.

De vertegenwoordigster van de Oostvaarderskliniek heeft omtrent de behandeling van klager het volgende toegelicht. Klager is gedurende de behandeling onbereikbaar gebleken. Daardoor is het niet mogelijk gebleken zijn problematiek aan de orde te
stellen.
Klager vertoont ontwijkend gedrag, ontkent het delict en presenteert zich als slachtoffer. De inrichting heeft hieruit de conclusie getrokken, dat verdere behandeling niet tot verbetering zal kunnen leiden.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 21 mei 2007, de rapportages van het NIFP van 8 januari 2008 van psychiater [B] en
14 januari 2008 van psycholoog [A] en het advies van de LAP van 12 september 2008, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de beoordeling van de bestreden
beslissing,
heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de Oostvaarderskliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een
longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt. Voorafgaand aan het LAP-advies heeft een multidisciplinair onderzoek plaatsgevonden door [B] en [A]. Klagers
stelling dat [A] niet onafhankelijk is, omdat hij op 11 januari 2001 een pro-justitia rapportage heeft opgesteld in het kader van de strafzaak van klager, moet worden verworpen, aangezien deze rapportage niet als een inhoudelijke rapportage kan worden
gezien. Klager heeft immers geweigerd medewerking te verlenen aan dit onderzoek. De stellingen van klager over de onterechte vermeldingen in de rapportages over de moord op zijn eerste twee echtgenotes en dochter, kan evenmin tot een ander oordeel
leiden nu niet aannemelijk is dat daaraan door de betrokken beoordelaars in enig opzicht doorslaggevende betekenis is toegekend. De gestelde onschuld staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie. Van de positieve ontwikkelingen die
klager stelt te hebben doorgemaakt is onvoldoende gebleken. De door klager gegeven voorbeelden zien op zijn omgang met medeverpleegden en personeel van de inrichting. Van belang is echter of er positieve ontwikkelingen zijn ten aanzien van klagers
kernproblematiek. Daarvan is niet gebleken.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van De Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven