Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1333/GM, 3 september 2009, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1333/GM

betreft: [klager] datum: 3 september 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingspsycholoog verbonden aan gevangenis van de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 april 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klaagster noch de inrichtingspsycholoog verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 februari 2009, betreft het tegen de wil plaatsen op de Bijzondere Zorgafdeling (BZA) van de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingspsycholoog
Klaagster heeft de klacht inhoudelijk niet nader met feiten en omstandigheden onderbouwd. Zij heeft op 29 juli 2009 telefonische verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat zij zich onvoldoende voorbereid acht en niet de beschikking
heeft over de op het beroep betrekkende stukken.

De inrichtingsarts heeft – desgevraagd – schriftelijk het volgende standpunt ingenomen.
De medische dienst is niet verantwoordelijk te houden voor beslissingen van de inrichtingspsycholoog, welke niet behoort tot de medische dienst van de inrichting.
De inrichtingspsycholoog heeft schriftelijk gemeld dat klaagster op advies van de psycholoog is geplaatst op de BZA. Observatie op die afdeling was geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klaagster heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. Als reden heeft zij aangevoerd niet te beschikking te hebben over de op het beroep betrekking hebbende stukken. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klaagster niet over
de betreffende stukken, welke namens de beroepscommissie aan klaagster zijn gezonden, kan beschikken. Nu geen andere reden voor een aanhouding van de behandeling is aangegeven, zal de beroepscommissie dat verzoek afwijzen.

De beroepscommissie stelt allereerst vast dat de inrichtingpsycholoog, overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, eerste lid, van de Pm, gelijk moet worden gesteld met de inrichtingsarts, voor zover er sprake is van een beroep op grond van het bepaalde
in dat artikel 28, eerste lid, van de Pm.

Het beroep van klaagster is niet nader onderbouwd met feiten en omstandigheden, op grond waarvan kan worden geoordeeld dat er sprake zou zijn van onzorgvuldig medisch handelen, terwijl de beroepscommissie daarvoor ook ambtshalve geen aanwijzingen heeft
aangetroffen in het (medisch) dossier. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af en verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.A.H.M.C. Schoenmaeckers en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 september 2009

secretaris voorzitter

Naar boven