nummer: 09/1406/TB
betreft: [klager] datum: 2 september 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 14 mei 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 juni 2009, gehouden in penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A.Heidanus, en namens de Staatssecretaris[...], werkzaam bij de afdeling juridische zaken van de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en als getuige-deskundige [...], zorginhoudelijk manager bij de Pompestichting te Vught.
Tevens waren als toehoorders aanwezig [...], stagiaire bij de RSJ, de heer [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en [...], stagiaire bij het ministerie van Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van Het FPC de Pompestichting.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 10 december 1999 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 1 mei
2000 is klager geplaatst in de Van Mesdagkliniek. Deze inrichting heeft klager op 1 maart 2007 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 11 juli 2008 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de
behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 14 mei 2009 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 14 mei 2009 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Klager heeft op 20 mei 2009 schorsing
van
de tenuitvoerlegging van deze beslissing verzocht. Bij uitspraak van 2 juni 2009, 09/1437/STB, heeft de voorzitter van de beroepscommissie klagers verzoek toegewezen en de beslissing van de Staatssecretaris van 14 mei 2009 geschorst totdat op het
beroep
is beslist.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft in principe geen bezwaar tegen het slikken van libidoremmende middelen, maar gezien zijn suikerziekte is het gebruik daarvan slecht voor zijn gezondheid.
Nadat volgens de kliniek geen overeenstemming over het trajectplan kon worden bereikt, is klager in 2006 geplaatst op de langdurig forensisch psychiatrische zorg (LFPZ), en is in 2007 de longstay-status aangevraagd. Op 16 oktober 2007 is de
pro-justitia rapportage van [...], psychiater, en [...], psycholoog, uitgebracht inzake de longstayplaatsing. In de rapportage wordt geadviseerd om een tweede resocialisatiepoging te ondernemen. De Van Mesdagkliniek heeft daaraan geen gevolg gegeven.
Ook het gerechtshof Arnhem heeft in een aantal beslissingen gewezen op de trage opstelling van de Van Mesdagkliniek. De LAP heeft in haar advies van 11 juli 2008 niet kunnen beschikken over de recente beslissing van genoemd gerechtshof van 30 maart
2009
inzake de verlenging van klagers tbs. De raadsman acht het onderzoek van de LAP derhalve ondeugdelijk. De inrichting heeft bij herhaling geen gevolg gegeven aan rechterlijke uitspraken en daarmee is klager de door de rechterlijke instanties gewenste
kans op resocialisatie ontzegd. Ook is klager nooit ter ruiling aan een andere tbs-inrichting aangeboden. In haar uitspraak van 30 maart 2009 geeft het gerechtshof Arnhem aan dit zeer te betreuren.
Klager is nog niet uitbehandeld en hij dient met spoed te worden overgeplaatst naar een andere tbs-inrichting. Klager is alleen in de Van Mesdag behandeld en klager is gemotiveerd voor een tweede behandelpoging in een andere tbs-inrichting.
Gelet op artikel 5 EVRM berust op de Nederlandse overheid de plicht om een nieuwe resocialisatie poging ter hand te nemen. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. Klager verzoekt om een adequate vergoeding, nu hij al vier jaar niet wordt
behandeld.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
In haar advies van 11 juli 2008 heeft de LAP aangegeven dat de voorwaarde van de libidoremmende medicatie een ‘conditio sine qua non’is. De longstayaanvraag is op 16 oktober 2007 beoordeeld door twee onafhankelijke rapporteurs van de NIFP. Aan de Van
Mesdag is meerdere keren verzocht om een nadere toelichting op de longstayaanvraag. Bij brieven van 15 januari en 15 april 2008 heeft de inrichting een nadere reactie gegeven. Klager is het niet eens met de strikte voorwaarden om op verlof te kunnen
gaan. Zolang klager niet mee wil werken blijft lonstayplaatsing over. Klager ziet het nut niet van plaatsing in een andere kliniek wanneer deze kliniek dezelfde voorwaarden stelt als de Van Mesdag.
De getuige-deskundige geeft de volgende toelichting.
Bij klager is sprake van pedofilie van het niet exclusieve type. Klager heeft in 2005 korte tijd libidoremmende middelen gebruikt en het was de bedoeling om op voorzichtige wijze resocialisatie op te starten. Daarna is de samenwerking met klager in een
impasse terechtgekomen. Het is niet gelukt om de behandelimpasse te doorbreken.
Het gaat niet alleen om klagers weigering om libidoremmende middelen te gebruiken, maar ook om het feit dat klager moeite heeft met strikte begeleiding en toezicht bij het verlofplan.
Klager is wel ter ruiling aangeboden. Geen andere kliniek wilde hem echter opnemen, omdat alle klinieken dezelfde voorwaarden hanteren ten aanzien van verlof.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.
De uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 1 maart 2007 en het advies van de LAP van 11 juli 2008, zijn naar het oordeel van de
beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en kunnen betrokken worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening.
In opdracht van het ministerie van Justitie is op 16 oktober 2007 door [...], psychiater en [...]psycholoog, advies uitgebracht inzake de longstayplaatsing.
In dit pro justitia longstayadvies wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Voorgesteld wordt dat klager de keuze zou kunnen worden gegeven om zich in te zetten voor een trajectplan gericht op resocialisatie onder bescherming van libidoremmende
medicatie vanuit de Van Mesdag, dan wel om zich in te zetten voor een tweede resocialisatiepoging, onder dezelfde voorwaarden, in een andere kliniek.
In haar advies heeft de LAP aangegeven dat mocht klager, ook na plaatsing in de longstay, alsnog gebruik willen maken van een eerder aanbod tot resocialisatie met zeer strikte voorwaarden dit serieus overwogen zou moeten worden. Wel merkt de LAP op dat
ook in het geval van somatische contra indicatie(s) de voorwaarde van de libidoremmende medicatie forensisch gezien een ‘conditio sine qua non’ blijft.
In het verlengingsadvies van 29 augustus 2008 heeft de inrichting aangegeven dat zij pogingen heeft gedaan om klager ter ruiling bij andere klinieken aan te bieden. Vanwege klagers gecompliceerde situatie is hij echter niet bemiddelbaar gebleken.
Klager
is zelf van mening dat ruiling niet wenselijk is wanneer ook die kliniek het advies van externe deskundigen volgt. Aangezien er met klager op geen enkele manier overeenstemming is te bereiken over de voorwaarden waarop hij op verlof zou kunnen gaan en
geresocialiseerd zou kunnen worden, wordt de longstayaanvraag gehandhaafd. Hierbij wordt aangegeven dat deze beslissing niet voortkomt uit minachting van het Hof, maar uit een andere weging, namelijk die van de betreffende risicofactoren en de reële
beperkingen van het verlofsysteem.
De beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit heeft mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de Van Mesdag niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle
criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat met klager geen overeenstemming is te bereiken over de strikte voorwaarden waarop een resocialisatietraject zou kunnen worden opgestart en hij als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt .
Aan klagers bezwaar dat de Staatssecretaris bij de bestreden beslissing is afgegaan op een LAP-advies van 11 juli 2008 komt in dit geval geen zwaarwegende betekenis toe. Hoewel het de beroepscommissie op zich zorgvuldig voorkomt dat een dergelijk
advies
uit 2008 met het oog op een op een jaar later te nemen beslissing tot plaatsing in een longstayvoorziening wordt geactualiseerd, is er in het licht van het verlengingsadvies van 29 augustus 2008 van de Van Mesdag geen aanleiding te veronderstellen dat
het LAP in een tweede, recent advies tot een andere conclusie zou zijn gekomen dan verwoord in het advies van 11 juli 2008.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 september 2009
secretaris voorzitter