Nummer: 09/1821/GB
Betreft: [klager] datum: 2 september 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 juni 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 5 november 2007 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in de gevangenis Veenhuizen. Op 8 april 2009 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Bankenbosch, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in het gebrek aan vertrouwen dat de politie heeft in een goed verloop van het verlof. Hij heeft eerder twee keer verlof doorgebracht in Zwolle en dat verlof is toen steeds zonder problemen verlopen. Ook heeft hij zonder
problemen een bezoek gebracht aan het AFPN. Klager wil zich nu niet meer inlaten met zijn oude omgeving. Klager wil zich graag kunnen voorbereiden op zijn toekomst na detentie en zijn verleden achter zich laten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. is door de inrichting in het selectieadvies aangegeven dat er voor klager een drietal verlofadressen is aangeschreven en dat de politie tegen deze drie adressen bezwaar heeft aangetekend.
Redenen daarvoor waren dat bij het ene verlofadres de bewoner klager niet zou kennen, de bewoner van een ander verlofadres connecties heeft in het (zware) criminele circuit en tenslotte bij het derde adres dat er sprake zou kunnen zijn van ernstige
verstoringen van de openbare orde. Naar aanleiding hiervan acht de selectiefunctionaris de door klager opgegeven verlofadressen niet aanvaardbaar, zodat het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. niet is gehonoreerd. Voor zover klager heeft
aangevoerd
eerdere verloven te hebben genoten waarbij zich geen problemen zouden hebben voorgedaan, geldt dat deze verloven plaats hebben gevonden tijdens een eerdere detentie en dat het feit waarvoor klager thans is gedetineerd, is gepleegd na die detentie.
Naast
het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres wordt ook de mogelijke maatschappelijke onrust zwaarwegend geacht.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Uit de bij het selectieadvies gevoegde adviezen van de politie Fryslan en Twente komt naar voren dat er zodanige bezwaren bestaan tegen het door klager doorbrengen van hem te verlenen regimaire verloven, dat niet gesproken kan worden van
aanvaardbare verlofadressen als bedoeld in artikel 3 van de Regeling. Gelet daarop komt klager – bij gebreke aan een aanvaardbaar verlofadres – niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van
de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 september 2009
secretaris voorzitter