Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2093/GV, 24 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2093/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juli 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager zit gedetineerd voor een zaak uit 2000. In februari 2009 ontving klager een brief dat hij zich moest melden op 12 maart 2009 voor een netto straf van 659 dagen, waarvan klager reeds 383 dagen heeft gezeten. Klager moet ook een schadevergoeding
betalen van € 48.603,19, waarvoor hij tevergeefs probeert een regeling te treffen. Klager heeft eerder om strafonderbreking en incidenteel verlof gevraagd. Op 14 juli 2009 ontving klager van zijn advocaat een oproep voor een kort geding op 28 juli
2009.
Klager heeft zelf om het kort geding gevraagd namens Stichting Dutch Girl Racing, waarvan zowel hij als zijn vrouw bestuurder is. Klagers vrouw heeft sociaal-psychologische problemen en de advocaat verzocht om klagers aanwezigheid. Klager wilde de
inrichting 48 uur verlaten. De afwijzing ontving klager pas op 27 juli 2009. Klager had een uitspraak van de beroepscommissie meegestuurd, waarin staat vermeld dat hij voor zakelijke aangelegenheden éénmaal de inrichting zou mogen verlaten. Klager
wilde
ook zaken rond zijn erfenis regelen, wat nodig is voor de schadevergoeding. Daarbij deelde het bureau selectiefunctionarissen mee dat op 23 juli 2009 al een beslissing was genomen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht aanwezig te mogen zijn bij het kort geding van 28 juli 2009. Daarbij beroept hij zich op een uitspraak van de beroepscommissie dat het mogelijk is om voor zakelijke doeleinden tijdelijk de inrichting te kunnen verlaten. Klagers verzoek
werd ontvangen op 27 juli 2009 samen met het negatieve advies van de directeur van de Gevangenis Lelystad. De voorzieningenrechter heeft de aanwezigheid van klager niet noodzakelijk geacht. Wanneer dat wel het geval zou zijn, regelt de rechtbank het
transport van klager. Overigens werd klager vertegenwoordigd bij het kort geding. De aanwezigheid bij het kort geding of de regelingen omtrent de erfenis getuigen niet van een absolute noodzaak om incidenteel verlof toe te wijzen. Klager zou de
directeur van de Gevangenis Lelystad kunnen verzoeken om zakelijk bezoek te mogen ontvangen om het een en ander te kunnen regelen. Over de late berichtgeving van de bestreden beslissing, dient klager zich tot de directeur van de Gevangenis Lelystad te
wenden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de Gevangenis Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager kan de genoemde zaken waarvoor hij verlof aanvraagt ook vanuit de gevangenis regelen door zakelijk bezoek aan te vragen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en openlijke geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 mei 2010. Aansluitend dient hij eventueel een
subsidiaire hechtenis van acht dagen en 327 dagen wegens een schadevergoedingsmaatregel te ondergaan.

In haar uitspraak van 2 juli 2009 (met kenmerknummers 09/1594/GV en 09/1666GV) heeft de beroepscommissie de beroepen tegen de afwijzingen van strafonderbreking en incidenteel verlof ongegrond verklaard. De beroepscommissie heeft in haar hiervoor
vermelde uitspraak aangegeven dat “ten aanzien van zakelijke aangelegenheden (...) éénmalig strafonderbreking kan worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke
aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.” In dit geval heeft klager verzocht om incidenteel verlof. De beroepscommissie begrijpt dat klager in ieder geval de inrichting tijdelijk wil(de)
verlaten om zijn zakelijke belangen te behartigen. Daarvoor dient klager voldoende aannemelijk te maken dat zijn persoonlijke aanwezigheid bij de voorzieningenrechter noodzakelijk is (geweest). Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan geen
sprake. Dit geldt eveneens voor de zaken rondom klagers erfenis. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 augustus 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven