Nummer: 09/1494/GB
Betreft: [klager] datum: 17 augustus 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J.W. Water, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 juni 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 26 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 5 februari 2009 is hij geplaatst in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager staat niet onwelwillend tegenover een onderzoek door een forensisch psychiatrische polikliniek. Klager staat ingeschreven bij De Waag in Utrecht en is onder behandeling voor het onderzoek. Derhalve is voldaan aan alle eisen en dient klager in
aanmerking te komen voor een p.p.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is afgewezen voor plaatsing in een z.b.b.i. met p.p. naar aanleiding van een negatief advies van de reclassering. Klager voldoet niet aan de voorwaarden om in een gestapeld traject te kunnen worden geplaatst. Daarnaast heeft er geen
verblijfsadrescontrole plaatsgevonden en is er geen inhoudelijk p.p. Een plaatsing in een z.b.b.i. is vooralsnog niet mogelijk omdat klager weigert te werken op grond van somatische klachten. Klager is hiervoor niet arbeidsongeschikt verklaard.
4. De beoordeling
4.1. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.2. Op grond van artikel 2 van de Regeling Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, tenminste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,- hebben openstaan, een
strafrestant hebben van tenminste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dat artikel wordt voorts bepaald dat in afwijking van het in het eerste lid genoemd artikel 2 bepaalde, voor
plaatsing in een z.b.b.i. gedetineerden in aanmerking kunnen komen ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is.
4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of de gedetineerde geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.4. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt geregeld vanaf welk moment een begin kan worden gemaakt met de tenuitvoerlegging van een p.p. en aan welke eisen de beslissing van de selectiefunctionaris
dient te voldoen.
4.5. De beroepscommissie stelt vast dat de reclassering negatief heeft geadviseerd voor plaatsing in een z.b.b.i. met p.p. Er heeft geen verblijfsadrescontrole plaatsgevonden, er is geen inhoudelijk p.p. en klager weigert te werken op grond van
somatische klachten. Wanneer klager het onderzoek bij een forensisch psychiatrische polikliniek ondergaat voldoet hij daarmee nog niet aan de eisen om in aanmerking te komen voor een p.p. Naar aanleiding van een dergelijk onderzoek zal de reclassering
opnieuw adviseren ten aanzien van een p.p. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden
aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 17 augustus 2009
secretaris voorzitter