Nummer: 09/1244/GB
Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Anker, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 april 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is – met behulp van een tolk Franse taal – op 20 juli 2009 door een lid van de Raad gehoord. Klagers raadsman heeft bericht dat hij was verhinderd om klager bij te staan en heeft op 19 juli 2009 een schriftelijke toelichting op het beroepschrift
naar het secretariaat van de Raad gefaxt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis BGG te Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 27 december 2006 gedetineerd. Vanuit de Gevangenis Grave, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, is hij op 16 februari 2009 overgeplaatst naar de gevangenis BGG Vught, een inrichting met een regime van beperkte
gemeenschap.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager bestrijdt de bevindingen zoals die zijn neergelegd in het selectieadvies van de directeur van de Gevangenis Grave aan de selectiefunctionaris. De eerste vechtpartij voltrok zich buiten het zicht van de bewaarders. Onduidelijk is hoe men tot de
conclusie kon komen dat klager het initiatief had genomen. Bij het tweede incident wordt miskend dat klager in zijn eigen cel in de rug is aangevallen en zich vervolgens heeft verdedigd. In beide gevallen is onduidelijk of klager is gehoord. Volgens
klagers raadsman is in beide gevallen weinig van de waarheidsvinding terechtgekomen. Klager herkent zich niet in het beeld dat van hem wordt geschetst. Hij heeft zich altijd netjes en correct opgesteld tegenover het personeel. In de
inrichtingsrapportage wordt nog vermeld dat bij terugkeer van klager in de groep gedetineerden verdere escalatie niet ondenkbaar is. Een dergelijke inschatting is te mager om iemand in een regime van beperkte gemeenschap te plaatsen. Volstaan had
kunnen
worden met een horizontale overplaatsing. In dit verband wordt nog vermeld dat de directeur van de Gevangenis Grave bij klagers vertrek naar Vught tegen klager heeft gezegd dat hij in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap zou worden
geplaatst. Hij is echter geplaatst in een regime van beperkte gemeenschap.
Klager heeft hier tijdens het horen op 20 juli 2009 nog het volgende aan toegevoegd.
Klager meldt dat zijn raadsman mr. W. Anker niet zal verschijnen in verband met diens overvolle agenda.
Klager is in Grave bij twee vechtpartijen betrokken geweest. Hij kon daar echter niets aan doen. Het eerste gevecht vond plaats in de recreatieruimte. Klager werd van achteren met een biljartkeu aangevallen door een medegedetineerde. Deze
medegedetineerde gooide ook nog een magnetron in het gezicht van klager. Daarna kwam het personeel en werd klager, zonder zich daarbij te verzetten, afgevoerd naar een isoleercel. Klager hecht eraan te melden dat hij niet heeft gevochten en ‘alles’
over
zich heen heeft laten komen.
Na zijn verblijf in de isoleercel kwam een vriend van de hiervoor bedoelde medegedetineerde verhaal halen. Bij deze gelegenheid heeft klager zich verweerd en daarbij heeft zijn opponent schade in zijn gezicht opgelopen.
In de inrichtingsrapportage staat dat klager ook bij de eerste vechtpartij schade in het gezicht van zijn opponent heeft veroorzaakt, maar dat is onjuist. Klager wordt als agressor neergezet, terwijl het personeel nooit het begin van de vechtpartijen
heeft gezien.
In de stukken staat ook dat klager aardig zou zijn tegenover het personeel en zich intimiderend zou opstellen jegens medegedetineerden. Klager geeft aan dat dit waar kan zijn, omdat hij bijvoorbeeld geen enkel contact heeft met de medegedetineerden die
Nederlands spreken. Waar er geen contact is, kan van intimidatie al helemaal geen sprake zijn. Klager heeft uitsluitend contact met gedetineerden die zijn taal spreken.
In de stukken staat voorts dat klager meerdere positieve urinecontroles heeft ondergaan. Ook dit is onjuist. Klager heeft weliswaar meerdere urinecontroles ondergaan, zowel in Grave als in Vught, maar dit heeft slechts één positieve score opgeleverd.
Dat was nog in Grave. Er werd toen een THC-gehalte vastgesteld van 214.
De directeur van Grave stelt dat bij een celcontrole (steek)wapens en een telefoonhorloge zijn aangetroffen. Klager ontkent ten stelligste deze voorwerpen op cel te hebben gehad en zou deze dan wel eens willen zien.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is gedurende zijn detentie al een paar keer overgeplaatst in verband met ernstige problemen die hij veroorzaakte met medegedetineerden en personeel. Klager heeft meermalen gevochten met medegedetineerden. Na de laatste twee vechtpartijen,
waarbij
sprake was van twee slachtoffers met ernstige verwondingen aan het gezicht, heeft de directeur van de Gevangenis Grave klager aangeboden ter herselectie en daarbij geadviseerd klager te plaatsen in een inrichting met een regime van beperkte
gemeenschap.
De laatste periode in Grave heeft klager zich beziggehouden met het veroorzaken van agressie, angst, mishandelingen en het onderdrukken van medegedetineerden waardoor er een onwerkbare situatie ontstond op de afdeling waar klager verbleef.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis BGG te Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve kan de beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte
gemeenschap, in klagers geval de gevangenis BGG te Vught, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 augustus 2009.
secretaris voorzitter