nummer: 08/1766/TBT
betreft: [klager] datum: 10 augustus 2009
UITSPRAAK
van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).
[...], verder klager te noemen, heeft beroep ingesteld tegen een op 14 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, hierna de Staatssecretaris, tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Bij uitspraak van 1 december 2008, 08/1766/TB, heeft de beroepscommissie het beroep materieel gegrond verklaard en bepaald dat een beslissing ten aanzien van de toekenning van een eventuele tegemoetkoming werd aangehouden.
Bij brieven van 22 juni 2009 en 22 juli 2009 heeft klagers raadsvrouw
mr. D.S.C. Hes aangegeven dat klager op 22 april 2009 is overgeplaatst naar het forensisch psychiatrisch centrum (fpc) Dr. S. van Mesdag te Groningen en verzocht om aan klager een schadevergoeding toe te kennen. Zij heeft aangevoerd dat klager, hoewel
de Van der Hoevenkliniek een behandelkliniek is, sinds de aanmelding voor de longstay niet meer behandeld is met het doel om hem te resocialiseren. Behandeling vond slechts plaats met het doel hem te laten accepteren dat hij naar een
longstayvoorziening
zou moeten. Klager mocht niet meer op begeleid verlof om hem er aan te laten wennen dat hij naar een longstayvoorziening zou moeten.
Uit de uitspraak van de beroepscommissie van 1 december 2008 blijkt dat ten onrechte in juli 2006 al is besloten om klager geen behandeling meer te geven die gericht is op resocialisatie dan wel gericht op een situatie, waarin hij wel verzorgd zou
worden, maar waarin de beveiligingsfactor minder voorop zou staan. Gelet op de langdurige onzekerheid, waarin klager gedurende bijna drie jaar heeft verkeerd en de terugslag die hij als gevolg hiervan ondervindt, acht de raadsvrouw de maximale
schadeloosstelling van € 600,= per maand op zijn plaats. Tevens wordt een schadeloosstelling verzocht voor overschrijding van de wachttijd in 2000/2001 van tweemaal € 350,=.
De Staatssecretaris is in de gelegenheid gesteld haar visie op de vast te stellen tegemoetkoming te geven. Bij brief van 9 juli 2009 heeft de Staatssecretaris aangegeven dat verzoeker naar aanleiding van de uitspraak van 1 december 2008 onverwijld op
de
centrale wachtlijst is geplaatst en als eerste geselecteerd is voor plaatsing in een fpc. Bij beschikking van 17 april 2009 is beslist om hem te plaatsen in de Dr. S. van Mesdag. Op 22 april 2009 is klager daar daadwerkelijk geplaatst. De beslissing
tot
plaatsing in een longstayvoorziening is genomen na advies van de LAP en met inachtneming van het longstay beleidskader 2005. De procedure tot plaatsing in een longstayvoorziening wordt gerechtvaardigd geacht. Geen grond wordt aanwezig geacht om aan
klager een tegemoetkoming toe te kennen. Mocht de beroepscommissie anders beslissen dan dient verzoeker vanaf het moment dat de bestreden beslissing is vernietigd in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.
Beoordeling
Vast staat dat klager op 25 juli 2008 vanuit tbs-kliniek de Dr. Henri Van der Hoevenkliniek te Utrecht is geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 22 april 2009 is klager overgeplaatst naar de behandelinrichting Dr. S. van
Mesdag.
In haar uitspraak van 1 december 2008 heeft de beroepscommissie onder meer overwogen dat niet vast is komen staan dat klager zou behoren tot die categorie van blijvend delictgevaarlijke tbs-gestelden voor wie enkel de plaatsing in een
longstayvoorziening geïndiceerd zou zijn nu niet uit te sluiten valt dat nog behandelmogelijkheden kunnen worden geboden of dat klager behoort tot die categorie tbs-gestelden die weliswaar langdurige zorg behoeven maar waarbij de beveiligingsfactor
minder voorop staat. Meegewogen heeft dat klager gedurende vijf en een half jaar behandeling is geboden in één inrichting en dat uit de stukken niet is gebleken waaruit de behandeling heeft bestaan door Riagg en reclassering en wat hem in de Verenigde
Staten aan behandeling zou zijn geboden terwijl die behandeling wel door de Staatssecretaris is meegewogen om tot de conclusie te komen dat klager een ‘state of the art’ behandeling is geboden.
Gezien het voorgaande acht de beroepscommissie, rekeninghoudend met door de beroepscommissie vastgestelde tegemoetkomingen in andere vergelijkbare gevallen, een tegemoetkoming passend van € 600,= voor elke maand, te rekenen vanaf 25 juli 2008, de
datum
waarop klager ten onrechte in een lonstayvoorziening is geplaatst, tot 17 april 2009 de datum waarop klager in de behandelinrichting Dr. S. van Mesdag is geplaatst. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om de tegemoetkoming reeds toe te kennen
vanaf juli 2006, het moment dat klager is aangemeld voor plaatsing op een landelijke longstayafdeling.
Het verzoek tot toekenning van een tegemoetkoming in verband met overschrijding van de wachttijd in 2000/2001 is in het kader van het onderhavige beroep niet aan de orde.
Beslissing
De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een ten laste van de Staatssecretaris komende tegemoetkoming toekomt van € 600,= voor elke maand die klager vanaf 25 juli 2008 tot 17 april 2009 ten onrechte op de longstayafdeling heeft verbleven.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs.F.A.M Bakker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 augustus 2009
secretaris voorzitter