Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0917/TP, 7 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/917/TP

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.W. Nillesen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M. A.W. Nillesen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geen beslissing genomen inzake verlenging van de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst. Op grond van artikel 12, derde lid, Bvt
wordt het niet nemen van een beslissing gelijkgesteld met het nemen van een beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waarbij van belang is dat daardoor sprake is van feitelijk voortgezet verblijf als passant in een penitentiaire inrichting
(p.i.).

2. De feiten
Klager is bij op 29 juli 2008 onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar, met aftrek voorarrest, en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 30 september 2008. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de p.i. Vught.
Klager is op 23 maart 2009 geplaatst in de tbs-inrichting De Kijvelanden te Poortugaal.

3. De standpunten
Namens klager is in beroep het volgende naar voren gebracht.
De wettelijk toegestane passantentermijn is per 31 maart 2009 overschreden.
Beroep wordt ingesteld tegen de al dan niet stilzwijgende verlengingsbeslissing. Het langer onrechtmatig onthouden van behandeling en plaatsing zal leiden tot een excessieve verlenging van de duur van de tbs. Tevens is de niet denkbeeldige kans
aanwezig
dat uit eerdere behandeling voortvloeiende vruchten worden teniet gedaan en dat klager onevenredig wordt benadeeld. Verzocht wordt om klager binnen een maand met voorrang te plaatsen en onverwijld een aanvang te maken met zijn voorbehandeling. Verwezen
wordt naar HR 21 december 2007 (LJN BB5074). Klager is sinds 1 februari 2009 onrechtmatig gedetineerd.
Verzocht wordt om met terugwerkende kracht een schadevergoeding toe te kennen voor een bedrag van € 700,= over de maanden februari en maart 2009 en deze met inachtneming van de maandelijkse verhoging van € 125,= per drie maanden aan te vullen voor de
periode dat het onrechtmatig verblijf voortduurt.
Tevens wordt verzocht om klager een schadevergoeding van € 100,= toe te kennen in verband met het schenden van de hoor- en mededelingsplicht als bedoeld in artikel 53 en 54 Bvt.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is bij brief van 5 februari 2009 op de hoogte gesteld van zijn recht op passantenvergoeding vanaf 28 januari 2009 tot aan de datum waarop hij in een tbs-inrichting is geplaatst. Dit betreft een informatieve brief waartegen geen beroep openstaat.
Van enige andere wel voor beroep vatbare beslissing is geen sprake geweest. Het beroep wordt niet-ontvankelijk geacht.
De uitspraak die ten grondslag ligt aan klagers tbs is op 29 juli 2008 onherroepelijk geworden. Deze datum bepaalt zijn plaats op de wachtlijst voor selectie en plaatsing in een tbs-inrichting. Vanuit de p.i. waar klager verbleef, zijn geen signalen
omtrent detentieongeschiktheid ontvangen. Ook uit het hoorverslag zijn geen bijzonderheden over de psychische conditie van klager naar voren gekomen.
Bij brief van 5 februari 2009 is reeds een passantenvergoeding aangeboden. Deze vergoeding is vastgesteld op € 225,= per maand met ingang van de vijfde maand. Met ingang van 23 maart 2009 is klager opgenomen in De Kijvelanden en kan hij aldus aanspraak
maken op een bedrag van € 450,=. Eventuele openstaande vorderingen op klager worden hiermee verrekend.
Zodra klager laat weten hiervan gebruik te willen maken, zal hem een vaststellingsovereenkomst worden toegezonden. Klager heeft aldus geen belang bij dit gedeelte van zijn beroep.

4. De beoordeling
Het beroep richt zich tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waardoor het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. op dat moment feitelijk voortduurt. Klager kan daarin worden ontvangen. Overigens is het niet horen
en niet mededelen inherent aan het karakter van een fictieve beslissing.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van het capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging van
de passantentermijn ten grondslag ligt, in het licht van de
op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 in de zaak Brand (no. 49902/99) in strijd met het recht vanaf het moment dat dit verblijf zes maanden heeft geduurd.

De Hoge Raad Bij heeft bij arrest van 21 december 2007 (C06/194/HR, LJN BB5074) het principale cassatieberoep van de Staat, gericht tegen het arrest van het Hof te Den Haag van 27 april 2006, verworpen. Bij laatstvermeld arrest heeft het Hof geoordeeld
dat het in beginsel onrechtmatig is een tbs-gestelde langer dan vier maanden op behandeling in een tbs-kliniek te laten wachten.
In het licht hiervan is de beroepscommissie van oordeel dat de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van het capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging
van de passantentermijn ten grondslag ligt, in strijd is met het recht vanaf het moment dat dit verblijf vier maanden heeft geduurd.

De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. bedroeg ten tijde van de fictieve beslissing meer dan vier maanden.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot voortzetting van het passantenverblijf te worden vernietigd.

De beroepscommissie is, gehoord de Staatssecretaris en gelet op haar jurisprudentie d.d. 4 mei 2005 (nummer 04/1869/TPT) en 21 november 2008 (nummer 08/2135/TP), van oordeel dat in gevallen als hiervoor bedoeld een financiële tegemoetkoming dient te
worden toegekend, waarvan de hoogte dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 225,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. vier maanden heeft geduurd.
Klager is op 1 oktober 2007 in voorlopige hechtenis gesteld. Op 29 juli 2008 is het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 juli 2008 tot veroordeling van klager tot een jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en de oplegging van
maatregel van tbs met dwangverpleging, onherroepelijk geworden.
Gelet op het feit dat klagers (tbs en) passantentermijn op 30 september 2008 is aangevangen, op 28 januari 2009 vier maanden duurde en dat op 23 maart 2009 de passantentermijn is geëindigd door klagers plaatsing in een tbs-inrichting, acht de
beroepscommissie de door de Staatssecretaris aangeboden passantenvergoeding juist. Zij stelt vast dat tussen klager en de Staatssecretaris is (nog) geen vaststellingsovereenkomst gesloten.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij stelt vast dat aan klager, ten laste van de Staatssecretaris, een geldelijke tegemoetkoming toekomt ten bedrage van € 225,= per maand vanaf de
dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. vier maanden heeft geduurd, te weten 28 januari 2009, tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting is verwezenlijkt, te weten 23 maart 2009.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 augustus 2009

secretaris voorzitter

Naar boven