nummer: 09/2020/GV
betreft: [klager] datum: 3 augustus 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 juli 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor en kan daarom niet in stand blijven. Tevens is er strijd met het resocialisatie-streven. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat het enkele tijdsverloop tot
een andersluidende beslissing zal leiden. Klagers eerdere verzoeken om verlof zijn afgewezen. Het tijdsverloop en de omstandigheid dat klager zich binnen de inrichting aan de regels houdt, maakt dat de inrichting positief staat tegenover verlof. Dit is
onvoldoende meegenomen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het is gebruikelijk dat de gedetineerde op de hoogte wordt gebracht van het advies ten aanzien van de verlofaanvraag. In beginsel moeten gedetineerden zich kunnen voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Echter, hier wordt voorbijgegaan aan
klagers onttrekking aan zijn detentie op 25 juni 2007. Op 26 juni 2007 werd hij ingesloten voor een nieuw strafbaar feit. Voor dat feit is hij veroordeeld tot twee en een half jaar gevangenisstraf. Klager heeft getoond dat hij zich niet aan zijn
afspraken met betrekking tot vrijheden kan houden en dat hij zeer snel vervalt in het opnieuw plegen van strafbare feiten. De weigeringsgronden van artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn van toepassing.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyderbos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor acht uur op één dag.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven op grond van ervaringsgegevens bezwaar te hebben tegen verlofverlening. Klager is eerder niet teruggekeerd van verlof. Daarom is er geen vertrouwen in een goed verloop
van het verlof.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee en een half jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – het voorhanden hebben van een wapen en diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis van 78 dagen te ondergaan wegens een
aan
hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 november 2009. Daarna dient hij eventueel vijf dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te
ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij stelt uit de stukken vast dat klager zich op 25 juni 2007 aan zijn detentie heeft onttrokken en dat hij tijdens die onttrekking een nieuw strafbaar feit
heeft gepleegd. Mede gezien klagers v.i.-datum oordeelt de beroepscommissie dat het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf vooralsnog zwaarder dient te wegen. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt
dat – ondanks het positieve advies van de inrichting – een afwijzing van klagers verlofaanvraag bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 augustus 2009.
secretaris voorzitter