nummer: 09/998/GM
betreft: [klager] datum: 16 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 april 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A.E. Timmer, en namens de inrichtingsarts de heer [...] en [...], gehoord door mr. I.E. de Vries en drs. L.E.M.
Kleipool, bijgestaand door R. Kokee, secretaris.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 februari 2009, betreft het niet of onvoldoende behandelen van de open wond op klagers buik en van zijn buikbreuk.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De open wond aan klagers buik en zijn buikbreuk zijn onvoldoende behandeld. Aan klager is te kennen gegeven dat de oorzaak van de klachten is gelegen in zijn overgewicht. De uitgezette behandeling heeft
op een (te) laat moment plaatsgevonden. Klager is verder niet door de Medisch Adviseur in de gelegenheid gesteld zijn klacht mondeling of schriftelijk toe te lichten. Klager is door dit formele gebrek in zijn belangen geschaad. Hij had gehoord moeten
worden. Klager heeft nog steeds last van zijn buik. Klager ontkent dat hij naar het penitentiair ziekenhuis is geweest. Aan klager is medegedeeld dat hij voor zijn behandeling moet wachten tot na zijn einddatum. De klachten zijn in de inrichting erger
geworden.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is bij de inrichtingsarts geweest voor de beoordeling van een wondje op zijn buik. Deze is met antibioticazalf behandeld. Op 12 december 2008 is het wondje een klein furunkel geworden en
ontlast door de huisarts. Op 18 februari 2009 is het wondje door de chirurg uit het penitentiair ziekenhuis geïncideerd en is er antibiotica voorgeschreven. Op 19 februari 2009 zijn er geen ontstekingsverschijnselen meer waargenomen.
3. De beoordeling
Klager stelt dat hij in strijd met artikel 29, tweede lid, van de Pm niet door de Medisch Adviseur in de gelegenheid is gesteld zijn klacht mondeling of schriftelijk toe te lichten. Uit de stukken moet de beroepscommissie vaststellen dat aan dit
wettelijk voorschrift niet is voldaan, nu de Medisch Adviseur kennelijk niet van mening is dat de klacht zich niet voor bemiddeling leent. Anders dan klager kennelijk meent betekent het enkele feit dat het wettelijk voorschrift niet is nageleefd niet
zonder meer dat zijn klacht gegrond dient te worden verklaard. Dat door de geschetste gang van zaken klager in enig rechtens relevant belang is geschaad, is de beroepscommissie niet gebleken. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden
waaruit geconcludeerd kan worden, dat klager nadeel heeft ondervonden door de gang van zaken.
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de medische dienst zorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot klagers klachten. Klager heeft veelvuldig contact gehad met
de
medische dienst over de wond. Hem is een antibiotica creme voorgeschreven. Het wondje, dat later een furunkel is geworden, is door de arts ontlast en weer later door een chirurg van het Penitentiair ziekenhuis geïncideerd. De beroepscommissie is het
voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 juli 2009
secretaris voorzitter