Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1019/GM, 16 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1019/GM

betreft: [klager] datum: 16 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. van Delft, advocaat te Nijmegen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 maart 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. van Delft, gehoord door mr. I.E. de Vries en drs. L.E.M. Kleipool, bijgestaan door R. Kokee, secretaris. De
inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Arnhem-Zuid heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 februari 2009 betreft onvoldoende medische zorg, doordat klager geen fysiotherapie en extra voeding krijgt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De stelling dat klager geen zin heeft om de oefeningen van de fysiotherapeut te doen, is niet juist. In verband met zijn verlamde rechterarm kan klager de oefeningen niet uitvoeren. De
fysiotherapeut heeft om die reden klager medegedeeld dat hij er niets meer mee kon doen. Klager dient te revalideren. De verlamming is tijdens de detentie ontstaan en hierin is geen verbetering gekomen. Klager krijgt geen fysiotherapie meer. Hij moet
eens per drie maanden voor controle naar de fysiotherapeut. De revalidatiearts zegt dat de inrichting klager te lang heeft laten lopen. Klager is verder reeds een langere tijd aan het afvallen. In de p.i. De Berg ontving hij daarom extra voeding. De
inrichtingsarts van de p.i. Arnhem-Zuid weigert klager extra voeding te verstrekken, omdat hij dat niet nodig vindt. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager aangegeven 51 kilo te wegen. Hij woog 69 kilo. Klager zou volgens de inrichtingsarts
zijn problemen met maag, darmen en zijn evenwicht enkel inbeelden. De problemen zijn echter reëel. Hij voelt een brandende stekende pijn. Hij krijgt het eten niet doorgeslikt. De inrichtingsarts weigert hiernaar onderzoek te doen. Klager krijgt
paracetamol voor de pijn. Klager heeft onvoldoende vertrouwen meer in de inrichtingsarts.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft niet meegewerkt aan de door de fysiotherapeut aanbevolen oefeningen. De fysiotherapeut heeft
herhaalde malen de draad weer opgepakt en pas nu is klager serieus aan de slag en ondervindt enig resultaat betreffende het soepel houden van zijn handen. Wat betreft de extra voeding kan klager zonder de tussenkomst van de inrichtingsarts extra
voeding
krijgen, maar zijn gebitsproblemen verhinderde dat. Dit laatste vormt geen reden de voeding aan te passen. Inmiddels is er geen sprake meer van een voedingsprobleem.

3. De beoordeling
Wat betreft de klacht van klager over fysiotherapie verschillen de stellingen van klager en de inrichtingsarts ten aanzien van de medewerking die klager al dan niet heeft gegeven aan de behandeling door de fysiotherapeut. Wat hier ook van zij, uit de
brief van 2 maart 2009 van de revalidatiearts van de Polikliniek revalidatie geneeskunde komt naar voren, dat volstaan kan worden met driemaandelijkse controle door de fysiotherapeut en bij verdere achteruitgang kortdurende fysiotherapeutische
behandeling. Tegen deze achtergrond kan niet geconcludeerd worden dat de inrichtingsarts onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Wat betreft de klacht over extra voedsel is de beroepscommissie van oordeel dat klager, gelet op zijn fysieke conditie, meer aandacht had mogen krijgen. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is dit onvoldoende gebleken. Nu de inrichtingsarts
niet ter zitting is verschenen, kan de beroepscommissie de daarover bij haar levende vragen niet beantwoord zien. Bij gebrek aan een toelichting daarover wordt het handelen van de inrichtingsarts derhalve geacht in strijd te zijn met de in artikel 28
Pm
neergelegde norm. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in de gegrondverklaring van het beroep voldoende genoegdoening voor klager en zal geen tegemoetkoming vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond wat betreft de klacht over fysiotherapie en gegrond wat betreft de klacht over extra voeding.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven