Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0037/GA, 2 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/37/GA

betreft: [klager] datum: 2 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2008 van de beklagcommissie bij de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2009, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft cameratoezicht tijdens klagers verblijf in de l.a.a.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weet zeker dat in een periode vanaf 16 november 2007 tot 21 december 2007, op één of meer tijdstippen de zich in zijn cel bevindende camera aangestaan heeft. Klager heeft toen gezien dat het rode opnamelampje aan heeft gestaan. Klager vindt dit
een principiële zaak. Kennelijk wilde men hem toen in de gaten houden. Voor cameratoezicht is een beslissing van de directeur nodig. Die beslissing is nooit aan klager medegedeeld.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is tijdens het verblijf van klager in de l.a.a. nooit cameratoezicht uitgeoefend. Het personeel van de l.a.a. weet dat het zonder daartoe strekkende opdracht van de directeur nooit de camera aan mag zetten. Uit de terzake opgemaakte rapportages
blijkt niet dat de camera in klagers verblijfsruimte in de l.a.a. op enig moment is aangezet. Daar was overigens ook geen aanleiding voor.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van een op 14 december 2007 bij de beklagcommissie van het h.v.b./ISD Rotterdam ingekomen klaagschrift, is klager op 2 juni 2008 op verzoek van die commissie rogatoir gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie bij de l.a.a. van
de
p.i. Vught. Bij die gelegenheid heeft die voorzitter beslist dat twee onderdelen van het (onderhavige) klaagschrift, waaronder de thans aan de orde zijnde klacht, verder zullen worden beoordeeld door de beklagcommissie bij de l.a.a. van de p.i. Vught.
De Pbw kent een dergelijke (zelfstandige) overname van de behandeling van klachten niet. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie bij de l.a.a. van de p.i. Vught van 28 november 2008 niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beklag
om proceseconomische redenen thans zelf afdoen.

Uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht is niet aannemelijk geworden dat de observatiecamera in klagers verblijfsruimte in de periode van 16 november 2007 tot het moment van indienen van het klaagschrift, in gebruik is geweest. Gelet daarop is ook
niet aannemelijk dat er sprake is van enige beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. M. Kooyman en J.A. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven