nummer: 09/567/TA en 09/568/TA
betreft: [klager] datum: 14 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen twee uitspraken van 26 februari 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.P. Holthuis, en namens het hoofd van de inrichting [A], hoofd sociotherapeutisch
milieu.
Bij de portier van de p.i. Amsterdam heeft zich gemeld [B], hoofd behandeling. Hij is niet tot de zitting toegelaten door de portier omdat hij geen geldig identiteitsbewijs kon tonen. De voorzitter van de beroepscommissie heeft [B] bij de portier
gesproken, kennisgenomen van hetgeen hij ter zitting wilde aanvoeren en dit ter zitting medegedeeld.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het (vermeend) niet betrachten van de zorgplicht door het hoofd van de inrichting en
b. de weigering om klager voedingsgeld te verstrekken in verband met het niet binnen de inrichting kunnen eten tijdens verlof.
De beklagrechter heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a.:
Het niet betrachten van de zorgplicht op het gebied van behandeling kan volledig getoetst worden door de beklagrechter en de beroepscommissie.
Het stilleggen van het resocialisatietraject is niet aan klager te wijten. Klager wachtte al sinds 2005 op onbegeleid verlof. Op zijn gedrag is niets aan te merken. In de periode 2005-2007 heeft klagers afdeling zes verschillende hoofden behandeling
gehad. In 2005 is de aanvraag onbegeleid verlof tegengehouden door het hoofd behandeling [C]. De rechtbank Assen heeft in haar uitspraak van 5 april 2007 al geoordeeld dat het van groot belang was dat binnen een half jaar na de uitspraak duidelijkheid
zou worden verschaft over de mogelijkheden van onbegeleid verlof. Het is niet juist dat klager in de periode 2005-2007 geen libidoremmende medicatie wilde slikken. Het is nooit ter sprake gebracht. Pas in 2007 is het ter sprake gekomen. Klager gebruikt
sinds april 2007 vrijwillig de medicatie. Dit blijkt ook uit de stukken. Anderhalf jaar zijn de medicatiescores niet bijgehouden. De interne verloftoetsingscommissie heeft om die reden negatief geadviseerd terzake van het verlenen van onbegeleid
verlof.
Pas op 27 maart 2009 is het verzoek om een machtiging onbegeleid verlof bij de Staatssecretaris van Justitie ingediend en recent is die verleend. Klager heeft vier jaar op onbegeleid verlof moeten wachten. Er zijn nooit excuses aangeboden. De
behandeling heeft jaren stilgestaan. Klager volgt momenteel maar één therapie: traumaverwerking.
Met betrekking tot b.:
De regeling met betrekking tot voedingsgeld in geval van verlof is niet schriftelijk vastgelegd. Er is grote onduidelijkheid over hoe het nu precies zit. Nergens staat dat je tevoren de vergoeding moet aanvragen. Ook de stelling dat voor lunches geen
vergoeding kan worden toegekend, is onjuist. Uit het inmiddels verstrekte verlofoverzicht blijkt dat de inrichting heel goed in staat is om aan te geven wanneer klager op verlof is geweest. De inrichting kan aan de hand van het overzicht van verlofdata
aan klager een redelijk aanbod doen over 2005 en 2006. Voor de periode 2007 tot en met 2008 betreft de gemiste vergoeding € 47,35.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De voorzitter van de beroepscommissie heeft meegedeeld dat [B] met betrekking tot a. het volgende wenste aan te voeren:
Klager heeft in 2005 en 2006 geen libidoremmende medicatie willen innemen. Pas na de verlengingszitting in 2007 is hij definitief akkoord gegaan met de inname van medicatie. Snel daarna is een aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof ingediend.
Begin 2008 is de aanvraag door de interne verloftoetsingscommissie afgewezen, omdat zij de dosis van de medicatie onvoldoende hoog achtte. Controle op de effecten van de medicatie op klager was onvoldoende in beeld gebracht. De dosis is verhoogd en
daarna is de aanvraag machtiging onbegeleid verlof goedgekeurd. Er zijn klager geen toezeggingen gedaan en ook in de behandelplannen zijn geen afspraken gemaakt die niet zijn nagekomen voor wat betreft onbegeleid verlof. De behandeling heeft niet
stilgestaan. Klager heeft nu sinds drie weken onbegeleid verlof.
Met betrekking tot b. heeft de heer [A] het volgende aangevoerd:
Het eerder door de inrichting gedane aanbod om aan klager € 32,40 te vergoeden staat niet meer open.
Het aan de beroepscommissie toegezonden verlofbeleid, inclusief de toe te kennen maaltijdvergoedingen, (noot secretaris: deze informatie is op 13 mei 2009 per mailbericht ontvangen) voor klagers afdeling is oud beleid. Dit is sinds vorig jaar
veranderd.
Niet bekend is of het nieuwe beleid schriftelijk is vastgelegd. Het is in een huiskamerbespreking besproken.
De verpleegde dient van te voren aan te geven of hij gebruik zal maken van de maaltijden. Dan kan daarmee rekening worden gehouden bij het inkopen van levensmiddelen. Van de lunch kan iedereen gebruik maken; ook een verpleegde die met verlof gaat. Hij
kan dan tevoren een lunchpakket maken.
3. De beoordeling
Met betrekking tot a:
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht.
De beroepscommissie overweegt dat de door de inrichting verstrekte behandelplannen een schematisch karakter hebben, waaruit niet alle relevante informatie even duidelijk naar voren komt. De behandelplannen vermelden voorgenomen therapieën die niet aan
klager zijn aangeboden zonder dat een reden daarvoor wordt gegeven. Het voornemen om in 2005 aan klager libidoremmende medicatie aan te bieden, wordt vermeld zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarom uiteindelijk pas in 2007 daadwerkelijk met die
medicatie is aangevangen. Registratie van (de controle op) klagers medicatie en de effecten daarvan op klager hebben niet altijd even zorgvuldig plaatsgevonden, hetgeen ook door de inrichting is erkend.
De beroepscommissie is van oordeel dat de frequente wisseling van behandelaars de voortgang van de behandeling niet ten goede is gekomen en dat dit bij klager onduidelijkheid en verwarring heeft teweeg gebracht. Desondanks kan niet worden gesteld dat
sprake is van het niet betrachten van de zorgplicht en moet de klacht worden opgevat als te zijn gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht heeft betracht. Daartegen staat ingevolge artikel 56,
vierde lid, Bvt geen beklag open. Klager had op deze grond niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn klacht. De beroepscommissie zal derhalve op dit punt de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren
in het beklag.
Met betrekking tot b.:
Uit de stukken en de toelichting ter zitting is de beroepscommissie gebleken dat veel onduidelijkheid bestaat over het binnen de inrichting gevoerde beleid ten aanzien van de verstrekking van voedingsgeld in verband met het niet in de inrichting kunnen
eten gedurende verlof. Volgens de toelichting namens het hoofd van de inrichting ter zitting is de schriftelijke informatie, die op 13 mei 2009 door de inrichting over dit beleid is verstrekt, verouderd en worden inmiddels andere regels gehanteerd
binnen de inrichting waarvan onduidelijk is of deze schriftelijk zijn vastgelegd. Het aanvraagformulier voedingsgeld van klagers afdeling vermeldt de mogelijkheid om voor “ontbijt”, “middag” en “avond” om voedingsgeld te verzoeken, hetgeen de indruk
wekt dat vergoeding voor een gemiste lunch mogelijk is, terwijl dit ter zitting is ontkend. Voorts is onopgehelderd gebleven wat het voormalige beleid inhield en aan welke formele vereisten de aanvraag van voedingsgeld moe(s)t voldoen. De
beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de onduidelijkheid van het gehanteerde beleid, aan klager niet kan worden tegengeworpen dat hij de vergoeding te laat heeft aangevraagd noch dat hem geen vergoeding voor gemiste lunches toekomt. Het beroep
zal gegrond zal worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager met betrekking tot de periode 2007 tot en met 2008 een tegemoetkoming toekennen van €
47,35 en met betrekking tot de periode van 2005 tot en met 2006 het hoofd van de inrichting opdragen om met klager en zijn raadsman tot een vergelijk te komen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt met betrekking tot onderdeel a. van het beklag de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep vermeld onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent aan klager voor wat betreft de periode 2007 tot en met 2008 een tegemoetkoming toe van € 47,35 en draagt het hoofd van de inrichting op om voor wat betreft de periode 2005 tot en met 2006 om met klager en zijn raadsman tot een vergelijk te
komen.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 juli 2009.
secretaris voorzitter