Nummer: 09/1310/GB
Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.W.F. Deen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 mei 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 11 december 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 5 november 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Westlinge, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij in aanmerking dient te komen voor plaatsing in een meer open setting. Hoewel de selectiefunctionaris als reden voor de plaatsing in de gevangenis van de locatie Westlinge aanvoert dat klager in de recente periode enkele
verslagen aangezegd zou hebben gekregen, is klager van mening dat de werkelijke reden is gelegen in het feit dat hij een cursus niet zou hebben gevolgd. Klager is van mening dat het voor zijn resocialisatie van belang is dat hij zo snel als mogelijk
wordt geplaatst in een b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft thans in een inrichting zonder regimair verlof. Hij heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling tot een gevangenisstraf van vierenveertig maanden in verband met overtreding van de Opiumwet. Zijn (fictieve) v.i.-datum is 9
mei 2010. Klager is in de huidige inrichting geplaatst in verband met het hoge recidivegevaar dat zou kunnen blijken uit de RISc-afname. Klager wil graag naar een reguliere b.b.i. overgeplaatst worden in verband met de mogelijkheid van regimaire
verloven. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen plaatsing in een inrichting met regimair verlof omdat klager geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Hierdoor zou het vluchtgevaar te groot zijn. Klager
beschikt over een goedgekeurd verlofadres en de politie heeft geen bezwaar. Klager heeft in de maand voorafgaand aan het overplaatsingsverzoek verslag aangezegd gekregen in verband met het te laat op de arbeid komen en in verband met het in het geheel
niet op de arbeid verschijnen. Klager heeft naar aanleiding van dat laatste verslag enkel een geldboete opgelegd gekregen. Een en ander geeft echter aanwijzingen met betrekking tot klagers motivatie ten aanzien van zijn deelname aan de arbeid. In een
b.b.i. is de arbeid een van de belangrijke onderdelen van het regime aldaar.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Anders dan in het advies van het OM, zoals dat weergegeven in het selectieadvies, wordt aangegeven, wordt op grond van het selectieadvies aangenomen dat klager beschikt over een aanvaardbaar verlofadres. Als gronden voor de afwijzing van het
verzoek om overplaatsing resteren het selectieadvies van de directeur van de gevangenis van de locatie Westlinge en de omstandigheid dat klager recentelijk enige malen verslag aangezegd heeft gekregen in verband met zijn (te laat of niet) deelnemen aan
de arbeid. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris op grond van deze omstandigheden kunnen aannemen dat er onvoldoende vertrouwen bestaat dat klager zich zal houden aan de afspraken die met hem gemaakt (moeten) worden in
verband met een verblijf in een inrichting met regimaire vrijheden, waar – zoals de selectiefunctionaris opmerkt – deelname aan de arbeid een wezenlijk deel van het daar geldende dagprogramma uitmaakt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2009.
secretaris voorzitter