Nummer: 09/1450/GB
Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. de Vos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 mei 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 14 juni 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring De Schans van de locatie Over Amstel te Amsterdam. Op 19 december 2008 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Westlinge, zijnde een inrichting als bedoeld in
artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van het overplaatsingsverzoek. Aangevoerd is dat klager niet in aanmerking kwam voor overplaatsing naar een b.b.i. omdat er nog sprake zou zijn van een openstaande strafzaak. Klagers raadsman heeft de
behandelend Officier van Justitie (OvJ) verzocht die zaak te willen seponeren. De OvJ heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een sepot. Klager is van mening dat die zaak had moeten worden meegenomen in de strafzaak waarvoor klager thans is
gedetineerd. Klager is inmiddels gedagvaard om te verschijnen voor de Politierechter in de Rechtbank Haarlem op 3 september 2009. Klager is van mening dat, indien dit bekend was geweest bij de selectiefunctionaris, dit tot een andere beslissing had
kunnen leiden. Klager wil zijn detentie gebruiken voor zijn resocialisatie. Dat voornemen wordt thans door deze beslissing geblokkeerd. Klager is van mening dat de bestreden beslissing niet op goede gronden en onzorgvuldig is genomen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft in de gevangenis van de locatie Westlinge, zijnde een zogenaamde b.b.i.+ (een inrichting met een b.b.i.-regime zonder regimaire verlofmogelijkheden). Hij wil graag in een reguliere b.b.i. geplaatst worden. Klager is in beroep tegen een
veroordeling in eerste aanleg, waarbij een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan één maand voorwaardelijk is opgelegd. Daarnaast is bij die veroordeling ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.
Tenslotte is er nog sprake van een nog openstaande strafzaak. Dit alles maakt de einddatum van klagers detentie zodanig onzeker, dat besloten is het overplaatsingsverzoek af te wijzen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers (fictieve) v.i.-datum valt
– uitgaande van de huidige gegevens – op of omstreeks 5 januari 2010. Klager heeft evenwel nog een openstaande strafzaak, welke (blijkens opgave van klagers raadsman) in eerste aanleg zal worden behandeld in september 2009. Daarnaast heeft klager nog
een aantal geldboetes openstaan en is daarbij ook de tenuitvoerlegging van een maand gevangenisstraf gelast. Een en ander rechtvaardigt de conclusie van de selectiefunctionaris dat de einddatum van klagers detentie vooralsnog zodanig onzeker is, dat
klager om die reden (vooralsnog) niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met (regimaire) verlofmogelijkheden. Het beroep is daarom ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2009.
secretaris voorzitter