Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1418/GA, 31 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1418/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zuid, te Den Haag,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2009 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Lieftink, en [...], unit-directeur van de locatie Zuid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft het stelselmatig visiteren van klager na bezoek van zijn advocaat mw. mr. [A].

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Mevrouw mr. [A] is weliswaar advocaat, maar bezocht als moeder haar zoon. Na een bezoek van moeder aan zoon mag gevisiteerd en gefouilleerd worden. Contact is opgenomen met klagers advocaat mr. [B] en die ontkende dat klagers moeder zijn advocaat was.
Klagers moeder kon ook geen machtiging overleggen en werkt ook niet bij het advocatenkantoor, dat klager bijstaat. Er was sprake van een belangenverstrengeling en misbruik van privileges. Dit vormt ook een reden voor visitatie. Ze heeft tegen het
personeel gezegd dat zij de advocaat van klager was. Overigens is het steekproefsgewijs visiteren na bezoek van de advocaat toegestaan. Nadat klagers moeder door het personeel was voorgehouden dat zij niet als advocaat was toegewezen aan klager, heeft
zij klager niet meer als advocaat bezocht.
Er is geen informatie ingewonnen bij de deken van de orde van advocaten.
Afgegaan is op het feit dat zij niet als advocaat aan klager is toegewezen en dat zij geen machtiging kon laten zien.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is stelselmatig, in één week driemaal, na bezoek van zijn advocaat mevrouw mr. [A] gevisiteerd. Hij heeft verschrikkelijke dingen meegemaakt tijdens zijn detentie in Brazilië en gezien zijn ervaringen daar heeft visiteren een grote impact.
Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de beroepscommissie ten aanzien van stelselmatig visiteren.
Klagers moeder werkt als advocaat samen met klagers advocatenteam aan klagers omvangrijke strafzaak. Als zij klager als advocaat bezoekt, vindt dat bezoek plaats in de advocatenkamer. Zij heeft meermalen samen met mr. [B] klager als advocaat bezocht.
Zij bezoekt klager ook als moeder tijdens regulier bezoek.
Dat zij niet als advocaat is toegevoegd, is niet van belang. Kantoorgenoten van mr. [B] zijn ook niet toegevoegd en treden tevens op als klagers advocaat.
Het is niet juist dat klagers moeder, nadat haar door het personeel was voorgehouden dat zij niet als advocaat van klager was toegevoegd, klager niet meer als advocaat heeft bezocht. Zij heeft daarna klager meermalen als advocaat bezocht.

Klagers raadsman mr. J.J. Lieftink heeft op 20 juli 2009 een verklaring van mr. C.F. [C], advocaat te Amsterdam, van 24 juni 2008 aan het secretariaat van de Raad gefaxt inhoudende dat mw. mr. [A] naast mr. [B] en mr. [C] heeft opgetreden en nog steeds
optreedt als advocaat van klager.
Het schrijven van de raadsman met de verklaring zijn op 21 juli 2009 gefaxt aan de directeur van de locatie Zuid.

Op 28 juli 2009 is per faxbericht een reactie van de directeur van de locatie Zuid ontvangen met daarbij gevoegd een e-mailbericht van de eerste medewerker van het b.s.d. aan de unit-directeur. De reactie van de directeur met bijgevoegd e-mailbericht
is
gefaxt aan klager en zijn raadsman.

3. De beoordeling
Uit artikel 29, eerste lid, van de Pbw volgt onder meer dat de directeur bevoegd is een gedetineerde voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in
de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.

De wet, noch de Memorie van toelichting, geeft aan dat een uitzondering zou moeten worden gemaakt voor wat betreft visitatie na het bezoek van een advocaat.

Door klager en zijn raadsman is gesteld dat mr. [A], klagers moeder, als advocaat samen met klagers advocatenteam werkt aan de verdediging van klager in diens strafzaak en dat zij hem in haar hoedanigheid van advocaat bezocht. De directeur heeft het
vermoeden geuit dat klagers moeder misbruik maakte van haar geprivilegieerde positie door te stellen dat zij haar zoon als advocaat bezocht terwijl zij dat in werkelijkheid niet als advocaat maar als moeder deed.

De beroepscommissie is van oordeel dat het op de weg van de directeur had gelegen om naar aanleiding van zijn vermoeden nader onderzoek in te stellen bij klager of diens moeder. Nu hij dit heeft nagelaten moet het er, bij gebreke van gegevens die in
een
andere richting wijzen, voor worden gehouden dat de moeder van klager als zijn advocaat optrad en hem ook in die hoedanigheid bezocht.

Door klager is gesteld dat hij na het omstreden advocatenbezoek frequent is gevisiteerd. Dit is door de directeur niet betwist. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van een steekproefsgewijze visitatie. De beroepscommissie is van
oordeel dat een niet steekproefsgewijze en meer dan incidentele visitatie na het bezoek van een advocaat een onevenredig zware belasting voor klager vormt ten opzichte van het doel dat de directeur voor ogen staat, namelijk voorkoming van invoer van
contrabande. Zij neemt hierbij in overweging de bijzondere, bij wet geregelde positie die de advocaat inneemt en het feit dat in de inrichting geen contrabande is aangetroffen na advocatenbezoek.

Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met aanvulling van gronden,
worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven