nummer: 09/1128/GA
betreft: [klager] datum: 21 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2009 van de beklagcommissie bij de Zeer beperkt beveiligde inrichting/ISD (z.b.b.i./ISD) Haaglanden te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 juni 2009, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.A.J. Beers.
De directeur van de z.b.b.i./ISD Haaglanden heeft bij faxbericht van 15 juni 2009 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. In dat bericht heeft hij tevens zijn standpunt kenbaar gemaakt. Klager heeft daarvan kennisgenomen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel wegens fraude bij een urinecontrole (1), het feit dat klager voor voornoemde beslissing te laat is gehoord (2) en het feit dat klager is weggeplaatst uit de
z.b.b.i. (3).
De beklagcommissie heeft beklagonderdeel 1 ongegrond verklaard, beklagonderdeel 2 gegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel 3 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam terug van verlof en moest een urinecontrole ondergaan. Klager moest, gericht naar de spiegel, plassen. Een piw-er stond achter hem. Tijdens het plassen had klager zijn onderbroek naar beneden gedaan. Klager heeft de buisjes dicht gedaan en
de stickers erop geplakt. Klager was verrast dat hij daarna zijn broek weer moest uitdoen. Hij deed dat niet. Toen kwamen piw-ers [...] en [...] erbij. Klager moest naar de vergaderruimte. Hij had een leeg potje vitaminepillen en een mobiele telefoon
in
zijn broekzak. Hij had niets in zijn onderbroek. Het potje had klager bij zich om de juiste vitaminepillen te kunnen kopen. De verklaring over gele vloeistof is pas vermeld nadat de beklagzitting had plaatsgevonden. Bovendien verschillen de
verklaringen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Eerst wordt verwezen naar de standpunten die zijn ingenomen tegenover de beklagcommissie. Voorts meldt de directeur dat op verzoek van de beklagrechter aanvullend onderzoek is gedaan naar de omstandigheden rondom de afname van de urinecontrole. Naar
aanleiding daarvan zijn verslagen opgemaakt waarnaar inhoudelijk wordt verwezen. Klager had een flesje met gele vloeistof in zijn onderbroek verstopt. Dat heeft de groepsleider waargenomen. Gelet op klagers detentieverleden (er is vaker een
urinecontrole bij hem afgenomen) is het aannemelijk dat hij weet dat het niet is toegestaan om een flesje in zijn onderbroek te stoppen. Vooraf legt het personeel uit hoe een urinecontrole wordt afgenomen.
Met de selectiefunctionaris is afgesproken dat bij overtredingen in de z.b.b.i. de directeur aan de selectiefunctionaris adviseert een gedetineerde terug te plaatsen in een normaal beveiligd regime. In afwachting van de beslissing van de
selectiefunctionaris wordt een gedetineerde in een afzonderingscel geplaatst in het huis van bewaring (artikel 15, derde lid, van de Pbw). Bij een terugplaatsing van een afzonderingscel naar een reguliere cel in het h.v.b. is geen sprake van
verandering
in het regime. De directeur mag dat beslissen, verwijzend naar artikel 16, eerste lid, van de Pbw.
3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt de beroepscommissie als volgt. Terzake van beklagonderdeel 1 is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende vast komen te staan dat klager bij de urinecontrole gefraudeerd heeft.
Zo is in het verslag een flesje genoemd, terwijl niet is vermeld dat er sprake is geweest van een gele vloeistof. Gezien het vooroverwogene zal de beroepscommissie beklagonderdeel 1 gegrond verklaren. Nu klager een flesje bij zich had tijdens de
urinecontrole terwijl hij zou moeten weten dat dat niet toegestaan is, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Beklagonderdeel 2 is gegrond verklaard. Hiertegen is beroep ingesteld vanwege het feit dat aan klager geen tegemoetkoming is toegekend. De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om geen tegemoetkoming toe te kennen.
Het beroep terzake hiervan zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Hetgeen in beroep is aangevoerd terzake van beklagonderdeel 3 kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie beslist
derhalve als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep terzake van onderdeel 1 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart beklagonderdeel 1 alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. De beroepscommissie verklaart
het
beroep ter zake van de onderdelen 2 en 3 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 juli 2009.
secretaris voorzitter