Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1249/GB, 14 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1249/GB

Betreft: [klager] datum: 14 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H. Aalmoes, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 7 mei 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters bezwaarschrift tegen de afwijzing van haar verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klaagster was sinds 11 juni 2007 gedetineerd in Engeland en is in het kader van een WOTS-verzoek op 27 november 2008 overgebracht naar Nederland. Sinds 3 december 2008 is zij geplaatst in de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagsters einddatum is bepaald op 2 november 2009. Omdat klaagster het eerste deel van haar detentie in Engeland heeft uitgezeten, was het enige tijd onduidelijk hoe haar detentiefasering zou worden aangepakt. Ook was het niet eenvoudig om een
verlofadres te vinden.
De selectiefunctionaris is kennelijk van oordeel dat aan het vereiste van artikel 4 onder a, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting niet is voldaan. De beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende onderbouwd. Klaagster betwist
dat
er sprake is van vluchtgevaar of maatschappelijk risico. Zij heeft zich nimmer welbewust onttrokken aan detentie in het verleden. In 2007 heeft zich een incident voorgedaan waarbij er onduidelijkheid is geweest over de duur van de schorsing en de
plaats
waar klaagster zich moest melden. Haar voorlopige hechtenis was geschorst tot 25 januari 2007, omdat klaagster haar huisvesting moest regelen. Klaagster meende dat haar zaak op 25 januari 2007 opnieuw behandeld zou worden in raadkamer en heeft zich
samen met haar raadsvrouw bij de rechtbank vervoegd voor de behandeling van de zaak. Echter bleek dat er geen raadkamerbehandeling was, maar dat klaagster zich diende te melden om gevangenhouding te ondergaan. De raadsvrouw heeft getracht te realiseren
dat klaagster zich pas vijf dagen later diende te melden bij het detentiecentrum. Zij moest zich namelijk op 29 januari 2007 bij de woningbouwvereniging melden, omdat haar huurwoning op het spel stond en haar jongste kind zou die dag voor het eerst
naar
de basisschool gaan. Voorts stond haar uitkering op het spel en had zij daarvoor een afspraak bij de DWI. Op 31 januari 2007 behandelde de raadkamer het aanvullende schorsingsverzoek en is haar voorlopige hechtenis met ingang van 2 februari 2007 in
verband met haar persoonlijke omstandigheden geschorst. Niet aan klaagster is te wijten dat zij niet heeft begrepen dat zij zich elders dan op de rechtbank had moeten melden.
Klaagster is na bijna anderhalf jaar in Engeland te zijn gedetineerd alles kwijt geraakt: haar huis en haar kinderen. Haar houding ten opzichte van het plegen van strafbare feiten is 180o gewijzigd. De speciale preventie van de straf heeft zijn werk
gedaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klaagsters preventieve hechtenis is geschorst door de rechtbank met de afspraak dat zij zich op 25 januari 2007 weer diende te melden. Zij heeft dit niet gedaan en is vervolgens op 30 januari 2007 aangehouden. Op 1 februari 2007 werd haar preventieve
hechtenis opnieuw geschorst.
Op 11 juni 2007 is klaagster aangehouden op een vliegveld in Engeland in het bezit van 800 gram cocaïne. Door de rechtbank in Engeland is zij veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. In het kader van de WOTS-regeling is zij op 3 december 2008
overgebracht naar Nederland. Op 23 december 2008 heeft de rechtbank Amsterdam haar vonnis uit Engeland omgezet in 32 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Inclusief openstaande boetes valt haar einddatum op 2 november 2009. Op 30
maart 2009 is het voorstel vanuit de normaal beveiligde inrichting Nieuwersluis ontvangen om klaagster in aanmerking te laten komen voor een b.b.i.-regime met regimair verlof. Omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het regimair verlof is
het selectievoorstel afgewezen. Door niet terug te keren van de schorsing heeft zij het in haar gestelde vertrouwen beschaamd en een half jaar later is zij opnieuw aangehouden voor een nieuw strafbaar feit. Indien er concrete plannen zijn gemaakt met
betrekking tot het re-integratieplan is er bereidheid om een en ander nader te bekijken.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klaagster heeft zich eerder niet gehouden aan een voorwaarde die was verbonden aan de schorsing van haar voorlopige hechtenis. Voorts heeft zij enkele maanden nadat haar voorlopige hechtenis wederom was geschorst een nieuw strafbaar feit
gepleegd.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven