Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0360/GA, 2 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/360/GA

betreft: [klager] datum: 2 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 10 november 2008, inhoudende de verlenging van een eerder opgelegde ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteit arbeid voor de duur van veertien dagen, ingaande op 10 november 2008 om 13.15 uur en eindigend op
24 november 2008 om 13.15 uur; en
b. de beslissing van 24 november 2008, inhoudende de verlenging van een eerder opgelegde ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteit arbeid voor de duur van veertien dagen, ingaande op 24 november 2008 om 13.15 uur en eindigend op
8 december 2008 om 13.15 uur.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De door de directeur genomen beslissingen zijn gebaseerd op een circulaire van de Staatssecretaris van 31 januari 2008, kenmerk 522999/DJI, getiteld “Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico”. Hierin staat een bindende instructie aan
de directeuren van p.i.-en. Door te bepalen dat gedetineerden die op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (lijst GVM) aan per profiel bepaalde toezichtmaatregelen moeten worden onderworpen, wordt de directeuren de wettelijk
gegeven bevoegdheid om zelfstandig, op basis van een eigen afweging, te beslissen over de toepassing van die maatregelen, ontnomen. Om die reden dient de hiervoor genoemde circulaire onverbindend te worden verklaard. In het geval van klager was er geen
sprake van een afweging van de belangen zijdens de directeur. Gelet daarop moet – bij gebreke van een deugdelijke motivering – het beroep gegrond worden verklaard.
Daarnaast geldt dat de Staatssecretaris in de eerdergenoemde circulaire feitelijk nieuwe, nauw omschreven en zeer beperkende regimes introduceert. Nieuwe regimes kunnen niet per circulaire worden vastgesteld, dat dient te geschieden door wijziging van
de Pbw en de Penitentiaire maatregel (Pm).
Tegen de beslissing om een gedetineerde op de lijst GVM te plaatsen, staat voor de gedetineerde geen rechtsmiddel open. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 13 van het EVRM, terwijl de plaatsing op die lijst verdere inbreuken op fundamentele
grondrechten, zoals neergelegd in de artikelen 8 en 9 van het EVRM, oplevert. Ook om die reden is de betreffende circulaire onverbindend.
Uitgangspunt van de hiervoor genoemde circulaire is dat arbeid in principe plaatsvindt op de arbeidszaal, dan wel dat celarbeid wordt aangeboden. In dat laatste geval dient de directeur kenbaar te maken waarom slechts celarbeid kan worden aangeboden.
De
beklagrechter heeft niet gemotiveerd waarom zij van oordeel is dat de directeur bij de betreffende beslissing gekeken heeft naar de noodzaak van de voortduring van die beslissingen. Om die reden is er sprake van een motiveringsgebrek en komt de
uitspraak van de beklagrechter voor vernietiging in aanmerking. Klager vermag niet in te zien waarom hij niet op een arbeidszaal deel mag nemen aan de arbeid. Aan klager is weliswaar medegedeeld dat het te risicovol wordt geacht hem naar de arbeidszaal
te laten gaan, gelet op de plek waar deze arbeidszalen binnen de p.i. gesitueerd zijn, maar klager acht die redenering onbegrijpelijk. De betreffende arbeidszalen zijn gesitueerd midden op het terrein van de p.i. Vught, van daaruit ontsnappen is, gelet
op de vele versperringen en detectiepoorten, feitelijk onmogelijk.
Klager verzoekt de beroepscommissie het beroep en het onderliggende beklag gegrond te verklaren en aan klager terzake van die gegrondverklaring een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Door en namens klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt
beoordeeld.

In beroep zijn aan de orde twee verlengingen van een aan klager opgelegde ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van veertien dagen. In de mededelingen van die beslissingen valt te lezen dat de reden voor de verlenging
van
die ordemaatregel is gelegen in de omstandigheid dat klager met het profiel Hoog staat geplaatst op de lijst GVM en dat de directeur daarom de daarbij passende toezichtsmaatregelen dient uit te voeren. De uitsluiting van de arbeid in de werkzalen wordt
opgelegd omdat de directeur daar niet het gewenste toezichtniveau kan garanderen.

Voor zover door en namens klager is aangevoerd dat de circulaire van 31 januari 2008, kenmerk 522999/DJI, getiteld “Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico” (hierna: de Circulaire GVM) onverbindend zou moeten worden verklaard
vanwege
strijd met de Pbw en/of de Pm, geldt dat de beroepscommissie die tegenstrijdigheid niet aanwezig acht. Weliswaar vermeldt de Circulaire GVM toezichtsmaatregelen die door de directeur genomen moeten worden, maar dit wordt door de beroepscommissie
gelezen
in die zin dat de directeur in die gevallen nog steeds een eigen belangenafweging dient te maken. Dit verweer slaagt daarom niet.
Voor zover door en namens klager wordt aangevoerd dat in de Circulaire GVM in strijd met de wet nieuwe regimes worden gecreëerd, geldt dat dit niet aannemelijk wordt geacht. De in de circulaire genoemde toezichtmaatregelen dienen immers steeds per
individueel geval en door middel van een beslissing van de directeur te worden opgelegd. Ook dit verweer slaagt daarom niet.

De vraag die vervolgens moet worden beoordeeld is of de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – tot de bestreden beslissingen kon komen. De beroepscommissie beantwoordt die vraag bevestigend. Uit de mededelingen van de
bestreden beslissingen valt op te maken dat de directeur zelfstandig – zij het minimaal – een belangenafweging heeft gemaakt, op grond waarvan hij is gekomen tot de beslissing dat de noodzaak van voortduring van de betreffende ordemaatregel nog
noodzakelijk was. Die beslissingen worden – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk en onbillijk geacht. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven