nummer: 09/471/GA
betreft: [klager] datum: 13 juli 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te ‘s-Gravenhage,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. F.P. Holthuis, en [...], unit-directeur van de locatie Zuid.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van intrekking van het regimair verlof wegens verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Het was voor de politie meteen duidelijk dat er niets klopte van het verhaal van de ex-partner. Nadat klager terugkwam van verlof was één motoragent naar de inrichting gekomen. Klager is toen buiten de poort met hem gaan praten. Daarna kwam een
politieauto om klager op te halen. Na één uur verhoor was bekend dat geen sprake is geweest van een vuurwapen, maar klager mocht niet terug naar de z.b.b.i. Klager kreeg de beslissing pas na drie dagen in het h.v.b en pas na vijf dagen kreeg hij een
beslissing met zijn naam erop. Er is geen politie op het terrein van de inrichting geweest en al helemaal geen arrestatieteam. De beklagcommissie neemt alles over wat de directeur zegt. Klager was bezig met TR. Door zijn rancuneuze ex-partner is klager
alles kwijtgeraakt. De politie had klager heengezonden in plaats van voorgeleid. Dat is een indicatie dat er niets aan de hand was.
Het is onduidelijk in hoeverre de orde en rust in de inrichting is verstoord. Uit het rapport van een piw-er volgt dat er één motoragent buiten het terrein was. Bovendien bepaalt klager niet of een motoragent zijn zwaailicht aanzet. Dat kan hem niet
verweten worden. De maatregel is ondeugdelijk.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gedetineerden horen zich in een z.b.b.i. keurig te gedragen. Klager was in aanraking gekomen met de politie. Hij zou een pistool bij zich hebben gehad. Klager is gearresteerd en er is politie (met zwaailicht) in de inrichting geweest. Er was sprake van
een arrestatieteam. Klager heeft tijdens zijn verlof niet gefunctioneerd zoals hij zou moeten. Hij kon daarom niet terugkeren naar de z.b.b.i. Overigens is klager in een gewone cel in het h.v.b. geplaatst om onttrekking aan zijn detentie te voorkomen
tot er een nieuwe selectiebeslissing was van de selectiefunctionaris. Per abuis had de directeur op de mededeling van afzondering een naamgenoot van klager vermeld. Die fout is later hersteld.
3. De beoordeling
Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt de beroepscommissie dat in dit geval onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een arrestatieteam c.q. dat politie met zwaailicht kwam om klager te arresteren in de
inrichting, waardoor de orde en rust in de inrichting verstoord zou zijn. Echter, dat laat onverlet dat de directeur in redelijkheid tot de beslissing kon komen om klager af te zonderen. Immers, ten aanzien van klager kwam een melding binnen omtrent
een
nieuw strafbaar feit dat gepleegd zou zijn met een vuurwapen tijdens het verlof van klager. Gezien dit gegeven is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid had kunnen komen tot de beslissing om klager te plaatsen in afzondering.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 juli 2009
secretaris voorzitter