Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0137/GA, 26 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/0137/GA

betreft: [klager] datum: 26 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Lelystad,

gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Lelystad, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2009, gehouden in de locatie Lelystad, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.
Klagers raadsvrouw, mr. P.M. Breukink, heeft voorafgaand aan de zitting gemeld niet ter zitting te zullen verschijnen en een nadere schriftelijke toelichting gegeven op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verkeerd informeren over de inhoud, duur en eisen van een te volgen penitentiair programma, ten gevolge waarvan (financiële) schade is ontstaan.

De beklagcommissie heeft – zo verstaat de beroepscommissie – het beklag gegrond verklaard en aan klager terzake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toegekend van € 200,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De TR-medewerker van de inrichting heeft inderdaad aan klager gevraagd of hij de openstaande boete wilde betalen omdat hij dan in aanmerking kon komen voor deelname aan een p.p. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris besloten dat klager daarvoor toen
niet in aanmerking kwam. De TR-medewerker heeft eerst inlichtingen opgevraagd bij de selectiefunctionaris. Namens deze werd aangegeven dat anderhalf jaar voor het einde van de detentie een begin kon worden gemaakt met het p.p. De directeur is van
mening
dat hem niets kan worden verweten en dat de TR-medewerker op het verkeerde spoor is gezet door de selectiefunctionaris. Omdat de selectiefunctionaris beslist over de deelname aan een p.p., had klager bezwaar moeten instellen tegen de afwijzende
beslissing van de selectiefunctionaris. Klager heeft aangegeven dat niet te willen doen omdat hij van mening was dat een eventueel daarop volgend beroep toch wel ongegrond zou worden verklaard. De beklagcommissie had klager niet-ontvankelijk moeten
verklaren. Overigens is klagers resocialisatiewens niet echt geschaad door dit voorval. Klager zou op het moment dat hij wel in aanmerking kwam voor deelname aan een p.p. die boete toch hebben moeten betalen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels sinds ongeveer acht weken bij de Stichting Exodus. Hij werkt als jongerenwerker in de wijk Kanaleneiland in Utrecht. Dat is een erg intensieve baan. In september 2009 gaat klager een opleiding volgen voor dat werk. Indertijd
heeft klager, toen hij in de veronderstelling was dat hij in aanmerking kwam voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.), het volledige schadebedrag voldaan. Als klager geweten had dat hij toen desondanks die betaling niet in aanmerking zou
komen voor dat traject, dan had hij het bedrag helemaal niet betaald. Hij zou dan gewacht hebben tot zijn ontslag uit detentie. De omstandigheid dat hij dan niet in aanmerking zou komen voor een p.p., had daar niets aan veranderd. Klager heeft ook zelf
contact gehad met de selectiefunctionaris. Hem werd toen verteld dat een p.p. pas tijdens het laatste jaar van de detentie mogelijk was. Klager is van mening dat het bureau TR (en dus de directeur) verantwoordelijk is voor het feit dat klager ten
onrechte het bedrag heeft betaald.

Klagers raadsman heeft het beroep (schriftelijk) – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De directeur dient verantwoordelijk te worden gehouden voor handelingen van personeelsleden in het kader van de uitoefening van hun functie. Klager heeft door onjuiste informatie van de TR-medewerker te vroeg stappen ondernomen voor zijn
detentiefasering. Klager is verkeerd voorgelicht. Klager heeft vervolgens, omdat hij wilde deelnemen aan het p.p. de nog openstaande Terwee-vordering in zijn geheel voldaan. Als hem de juiste informatie zou zijn verstrekt, had hij die betaling niet
verricht. Klager heeft thans naar aanleiding van die (foutieve) mededeling van de TR-medewerker ten onrechte een lening afgesloten.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag van klager behandeld ter zitting van 15 januari 2009 en zij heeft toen mondeling uitspraak gedaan. Van die uitspraak is geen schriftelijke mededeling aan klager verstrekt en ook is de (uitgewerkte) uitspraak niet op
een later moment aan klager of de directeur gezonden. Een verzoek van het secretariaat om alsnog een uitgewerkte beslissing in te zenden, bleef zonder resultaat. Hoewel het voor de beoordeling in beroep onwenselijk is dat geen schriftelijke vastlegging
en uitwerking van de beslissing op het beklag voorhanden is, zal de beroepscommissie desondanks het beroep inhoudelijk behandelen en er daarbij vanuitgaan dat het beklag gegrond is verklaard en dat aan klager daarbij een tegemoetkoming is toegekend van
€ 200,=.

Bij brief van 11 mei 2009 heeft de raadsvrouw verzocht om aanhouding. Aan haar is te kennen gegeven dat op verzoeken tot aanhouding ter zitting wordt beslist. De raadsvrouw heeft vervolgens haar op schrift gestelde standpunt aan het secretariaat doen
toekomen onder mededeling dat zijn niet ter zitting zal verschijnen. Nu de raadsvrouw haar verzoek niet heeft herhaald en klager ter zitting eveneens niet om aanhouding heeft verzocht, ziet de beroepscommissie, mede gelet op het feit dat het standpunt
van de raadsvrouw ten behoeve van de behandeling ter zitting op schrift is gesteld, geen noodzaak om de zaak aan te houden. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.

De beroepscommissie stelt voorop dat duidelijk is dat aan klager onjuiste informatie is verstrekt door een medewerker van de inrichting. Nu die medewerker die informatie heeft verstrekt in het kader van de uitoefening van zijn functie kan de mededeling
worden aangemerkt als een beslissing namens de directeur en staat beklag open.
Nu evenwel aannemelijk wordt geacht dat de betreffende medewerker bij de selectiefunctionaris heeft geïnformeerd naar het eerste moment waarop klager een aanvang kon maken met een p.p. en niet weersproken is dat door de selectiefunctionaris daarop een
onjuist antwoord is gegeven, moet worden geoordeeld dat aan de medewerker – en dus ook aan de directeur – niet kan worden verweten dat klager die onjuiste informatie verstrekt heeft gekregen. Nu klager in beroep zijn klacht met name heeft toegespitst
op
de betaling van het schadebedrag, overweegt de beroepscommissie dat voor de vraag of klager gehouden is tot betaling onjuiste inlichtingen als hier aan de orde niet van belang zijn. Van schade tengevolge van een onjuiste mededeling is geen sprake.
De bestreden beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
Nu het beklag ongegrond is verklaard, is er geen aanleiding meer voor het toekennen van enige tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, MPA L. Diepenhorst en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven