Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0857/GB, 27 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/857/GB

Betreft: [klager] datum: 27 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 maart 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) in de regio Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 14 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. PI Rijnmond locatie De Schie.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager krijgt geen bezoek van zijn familie. Klager heeft nog een broertje van tien jaar en een zusje. Klagers moeder kan de reis naar Rotterdam niet betalen. Ook al zou zijn moeder een beroep doen op de Sociale Dienst dan zal het maar om een klein
bedrag gaan. Klager wil graag overgeplaatst worden naar Amsterdam.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ingesloten voor het parket Rotterdam. Getracht wordt om gedetineerden zo veel mogelijk binnen het eigen arrondissement te plaatsen omwille van de rechtsgang. De capaciteit voor preventieven in de regio Amsterdam is in beginsel bestemd voor
gedetineerden die gehecht zijn voor het arrondissementsparket Amsterdam.
In een enkel geval wordt er op sociaal/medische gronden een uitzondering gemaakt. Het verzoek dient dan wel ondersteund te worden door (medische) deskundigen. Bij klagers verzoek was daarvan geen sprake.
Het valt niet te ontkennen dat het voor klagers bezoek makkelijker zou zijn om hem in het huis van bewaring in Amsterdam te bezoeken. In dit geval weegt het feit dat een preventief gehechte zo dicht mogelijk bij het parket van insluiting dient te
worden
geplaatst zwaarder.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De wetgever hanteert het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging.
Slechts in bijzondere gevallen wordt een uitzondering gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige.
In het onderhavige geval is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van bovenstaand uitgangspunt zouden dienen te leiden. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van
de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Nu klager ingesloten is voor het parket Rotterdam en klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het onmogelijk
is voor zijn familie om naar hem af te reizen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 mei 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven