Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0931/GB, 1 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/931/GB

Betreft: [klager] datum: 1 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 april 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om zijn verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) af te wijzen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 september 2004 gedetineerd. Klager heeft zich onttrokken aan detentie vanaf 11 april 2005 tot 3 mei 2007. Hij is op 4 mei 2007 geplaatst in het huis van bewaring Maashegge te Overloon. Op 16 augustus 2007 is hij geplaatst in de
gevangenis De Geerhorst te Sittard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Vaststaat dat klager voldoet aan de eisen van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Hij komt vrij op 20 september 2010 en voldoet aan de achttien maanden eis, uit het selectieadvies
blijkt dat er geen vluchtgevaar is en ten aanzien van het verlofadres bij zijn broer zijn er geen bezwaren. Desondanks zat klager al sinds 4 mei 2007 in het h.v.b. Maashegge en sinds 16 augustus 2008, de beroepscommissie leest hiervoor in plaats 16
augustus 2007, verblijft hij in de gevangenis De Geerhorst.
Uit de toelichting op artikel 3 van de Regeling blijkt dat er meerdere zaken een rol spelen bij de beoordeling voor plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris lijkt enkel oog te hebben voor de afweging dat klager niet met vrijheden kan omgaan.
Verwezen wordt naar 03/1852/GV, 06/3363/GB, 08/451/GB, 3061/GB, 04/718/GB, 08/3137/GB en 08/3289/GB. Het is juist dat klager zich tot twee keer toe heeft onttrokken aan detentie tijdens verlof. Klager geeft aan dat dit een grote fout is maar het is
geen
algemene regel dat onttrekking aan detentie tot afwijzing van plaatsing in een b.b.i. zou leiden. Niet alle in aanmerking komende belangen zijn in acht genomen. Het staat vast dat klager uiterlijk 10 maart 2009 terugkeert in de maatschappij. Klager wil
graag dat dit voorspoedig verloopt, is voornemens werk te gaan zoeken en een normaal bestaan op te bouwen. Dit belang dient niet alleen klager maar, de gehele samenleving. Klager heeft geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd gekregen en
zich
aangepast aan de regimesregels. Hij is in het selectieadvies bestempeld als een goede werkkracht, iets wat men van iemand die geen afspraken kan nakomen moeilijk kan zeggen. De relatie die aanleiding was tot het niet terugkeren van verlof is verbroken.
Er bestaat geen gegronde vrees dat klager bij complicaties tijdens verlof niet terug zal keren. Hij heeft geleerd om te gaan met complicaties. Dit blijkt ook uit de afgeronde CoVa-training. Het mag niet zo zijn dat enkel voorvallen uit een ver verleden
bepalend zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 11 april 2005, niet teruggekeerd van verlof. Hij heeft zich onttrokken aan detentie en tijdens deze onttrekking een nieuw delict gepleegd waarvoor hij op 3 mei 2007 opnieuw is ingesloten. Op basis van deze gegevens is klagers verzoek om
hem
in een b.b.i. te plaatsen afgewezen. De inrichting is verzocht om klagers einddatum detentie opnieuw te berekenen. Daaruit is gebleken dat de inrichting per abuis klager een jaar te vroeg voor plaatsing in een b.b.i. heeft voorgesteld. Gelet op de
criteria beschreven in artikel 3, tweede lid onder b, van de Regeling komt een gedetineerde de laatste achttien maanden van zijn detentie in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. De (fictieve) einddatum detentie blijkt 17 augustus 2011 te zijn.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van
maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Gelet op klagers (fictieve) einddatum en het huidige strafrestant komt klager niet eerder dan op of omstreeks 17 februari 2010 in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de
selectiefunctionaris alleen al om deze reden in stand dient te blijven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juli 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven