Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3345/TA, 1 juli 2009, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3345/TA

betreft: [klager] datum: 1 juli 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een, op 18 december 2008 verzonden, uitspraak van 10 november 2008 van de beklagcommissie bij FPC de Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, is gehoord klager, bijgestaan door mr. W. Mijnders, kantoorgenote van mr. J.A.W. Knoester.
Het hoofd van de inrichting was verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft diens standpunt in beroep bij brief van 10 februari 2009 toegezonden.
Daar de beroepscommissie zich onvoldoende ingelicht achtte om het beroep te kunnen beoordelen, heeft zij de behandeling van het beroep aangehouden tot de zitting van 5 juni 2009. Dit is partijen bij brief van 16 maart 2009 meegedeeld.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juni 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. K.J. Kerdel, kantoorgenote van mr. J.A.W. Knoester, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet krijgen van een deugdelijke behandeling in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 1 februari 2006 in de inrichting (locatie Maastricht). Er is nog steeds geen duidelijkheid over de diagnostiek. Ook het behandelplan is niet duidelijk. Klager heeft wel wat modules gevolgd, maar krijgt verder geen op vermindering
van zijn gevaarlijkheid gerichte behandeling. Hij moet houtblokken zagen, nota bene als pyromaan, en moet met een microfoon meezingen in het kader van muziektherapie. Hij moet verder blokken volgen en brood aan tafel eten. Dat noemt men behandeling.
Alles is verplicht, maar klager heeft er niets aan of kan er niets mee. Hij kan niet overweg met een rollenspel, waarin hij gedwongen positief moet zijn. Hij heeft problemen met geld, dagbesteding, werk en huisvesting. Daar moet aan gewerkt worden. De
seksuele anamnese en de Goldsteintherapie heeft hij niet eenzijdig, maar in overleg stopgezet. De delictanalyse A doet hij niet. Het hoofd behandeling bekijkt alleen het dossier. Delictanalyse C heeft hij nooit gehad, maar toch is de delictanalyse
gesloten.
Wat de inrichting behandeling noemt lijkt meer bezigheidstherapie. Dit is geen gerichte behandeling, te meer daar het uitgangspunt met name op de dagbesteding ligt. In dit verband wordt verwezen naar de definitie van behandeling in artikel 1 onder u,
Bvt en het doel van behandeling in artikel 2 Bvt. Er moet gewerkt worden aan vermindering van klagers delictgevaar en aan zijn terugkeer naar de maatschappij, maar klager ziet dat niet terug in wat de inrichting behandeling noemt. Uit de second opinion
van het Kannerhuis komt ook niet duidelijk naar voren wat voor klager een geschikte behandeling zou zijn.
De interne overplaatsing naar Luxor 2 is slechts een tijdelijke noodoplossing. Het is niet duidelijk wat het verschil in behandeling daar met de huidige behandeling zal zijn. Ter zitting spreekt de inrichting over een ruil met onder meer de
Oostvaarderskliniek. De inrichting had dat eerder moeten overwegen in het licht van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. Klager verblijft duidelijk niet op de juiste plek. Onduidelijk is waarom het allemaal zo lang moet duren. Het lijkt erop
dat
de inrichting klager in de inrichting heeft willen houden, roeiend met de riemen die men heeft, toen bleek dat een overplaatsing naar de Van Mesdag niet lukte.
Klager is blij dat hij naar een andere inrichting overgeplaatst gaat worden. Hij ziet anderen vooruitgaan en uit de inrichting weggaan, terwijl hij zonder resultaat maar blijft zitten. Hij heeft de afgelopen drie jaar een grote vertraging in zijn
behandeling opgelopen, waarvoor hij financieel gecompenseerd dient te worden.
De inrichting stelt dat de vertraging in de behandeling deels ligt aan het niet aan de behandeling meewerken door klager. Waar hem dagbesteding wordt aangeboden en klager meent dat dit hem niet verder helpt, dan benadrukt dat juist dat hem geen
geschikte behandeling is geboden. Zijn behandelplan van mei 2006 en die van november 2008 verschillen alleen wat het format betreft. Al in 2006 was de inrichting van mening dat klager een autist is. De inrichting is bang hem te overvragen, maar hij
heeft zich in de vrije maatschappij onder hoge werkdruk (ruimen van kippen) altijd goed kunnen inzetten en handhaven. Hoe langer hij de zogenaamde behandeling van de inrichting moet ondergaan, hoe minder het hem lukt om zich in te zetten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van het uitblijven van een gerichte behandeling als door klager bedoeld. Uitgangspunt van behandeling is klinische therapie, waarbij in een geïntegreerde aanpak in samenspel aan ernstige psychopathologie wordt gewerkt. Daarbinnen zijn
er drie pijlers: sociotherapeutisch milieu, dagbestedingsmodules en therapeutische modules. Bij klager staan de eerste twee pijlers centraal. De therapeutische modules niet meer. Laatstgenoemde modules waren deels gestart (Observatie PMT,
Maatschappelijk werk), deels door klager gestopt (Goldsteintraining, Seksuele Anamnese), deels niet operationeel wegens afwezigheid van de therapeut (Muziektherapie) of vanwege de wachtlijst (Liberman Vrije Tijd, Verslavingsanamnese). Met klager is
gezien ook zijn problematiek zeer moeizaam een behandelrelatie te krijgen. Hij ondertekent zijn behandelplan niet en stopt zelf, tegen het advies van de inrichting in, zijn opgestarte therapeutische modules. Daarnaast speelt mee dat klager beperkt
groepsgeschikt is, waardoor enkele therapeutische modules niet inzetbaar zijn.
Tot op heden hebben verscheidene diagnostische modules plaatsgevonden
(Observatie PMT/drama/beeldend/muziek, FSNA (netwerkonderzoek), diagnostisch onderzoek, second opinion van het Kannerhuis, delictanalyse deel A en C, seksuele anamnese en Goldsteinmodule). Het is een probleem dat klager op een afdeling voor
persoonlijkheidsstoornissen verblijft. Klager is in mei 2007 op deze afdeling (Luxor I) gekomen. Vanwege twijfel in het behandelteam over de vastgestelde diagnose is een second opinion bij het Kannerhuis gevraagd. Diens onderzoek was medio 2008 klaar.
Het Kannerhuis heeft bij klager een autistiforme stoornis (As I) vastgesteld. Mensen met een autistisforme stoornis zetten zich tegen alles af. Dat zie je ook bij klager, die zegt dat niets van zijn behandeling deugt. Het behandelplan is in november
2008 aangepast, met het accent op met name het sociotherapeutisch milieu en de dagbestedingsmodules, gericht op de autisme spectrum stoornis. Therapeutische modules zijn daarvoor minder geschikt. Klager wordt vanaf november 2008 meer individueel
benaderd dan het geval is bij mensen met een As II problematiek. Alle geboden interventies zijn nodig. Er is teveel problematiek in de werkrelaties ontstaan. Daarbij wordt hem een specifiek pakket aan behandeling aangeboden, waarmee zijn draaglast als
autist niet te groot wordt. Autisten moeten niet overspoeld worden, anders raak je ze helemaal kwijt. Het sociotherapeutisch milieu en de dagbesteding kunnen niet slechts bezigheidstherapie genoemd worden. Daarover vinden terugkoppelingen en
besprekingen plaats.
Op 9 juni 2009 wordt klager overgeplaatst naar een afdeling, waar hij meer vrijheden zal hebben om te kunnen afwijken van de regels van de afdeling. Dit is geen overbrugging. Klager is het meest gebaat bij een afdeling, waar alleen mensen met autisme
verblijven. Daar de inrichting een dergelijke afdeling en ook de expertise voor behandeling van autisme niet heeft, is besloten tot klagers overplaatsing naar een kliniek die in de behandeling van een dergelijke stoornis gespecialiseerd is. Klager is
daarom aangemeld bij de Van Mesdag. Aangezien voor opname in die kliniek een wachttijd van enkele jaren bestaat, is verder gezocht. Inmiddels heeft de inrichting twee andere opties voor de Van Mesdag gevonden: de Oostvaarderskliniek en de GGZ
Oost-Brabant. Het ligt in de bedoeling dat klager door middel van ruiling zal worden overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek. Deze kliniek bouwt expertise op in de specialistische behandeling van autisten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klagers beklag en beroep zijn gericht tegen het volgens klager niet krijgen van gerichte behandeling in de inrichting.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de inrichting klager in het geheel geen behandeling als bedoeld in artikel 1 onder u Bvt heeft geboden. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van
het niet betrachten van de zorgplicht en moet de klacht worden opgevat als te zijn gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht heeft betracht. Daartegen staat ingevolge artikel 56, vierde lid,
Bvt geen beklag open. De beroepscommissie is derhalve niet bevoegd te treden in de wijze waarop de inrichting een behandeling vormt geeft dan wel te beoordelen of in voldoende mate behandeling is aangeboden. Klager had op deze grond niet-ontvankelijk
verklaard moeten worden in zijn klacht. Het beroep treft daarom geen doel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en drs. A.P. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 juli 2009

secretaris voorzitter

Naar boven