nummer: 08/3067/GA
betreft: [klager] datum: 30 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 november 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad,
alsmede van de overige stukken.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2009, gehouden in de locatie Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Lelystad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole;
b. de opschorting van klagers detentiefasering voor de duur van zes maanden.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft geen uitspraak ontvangen van de beklagcommissie. Het beklag is ter zitting ongegrond verklaard. Klager moest een urinecontrole ondergaan en kon geen urine produceren. Dat kwam omdat hij kort te voren naar het toilet was geweest. Klager
heeft dit gemeld aan het personeelslid bij de urinecontrole en die persoon heeft hem toen het advies gegeven om water te drinken. Klager gaf aan dat personeelslid aan dat hij gehoord had dat het drinken van water voorafgaand aan een urinecontrole de
verdenking van fraude kon opleveren. Dat personeelslid zei toen dat dit geen probleem zou zijn omdat hij bij dat drinken van het water aanwezig was geweest. Klager heeft vervolgens water gedronken. Hij weet niet meer precies hoeveel water. Het was in
ieder geval aanzienlijk minder dan één liter. Klager heeft eerder nooit een probleem gehad bij de urinecontroles. Klager gebruikt geen verdovende middelen. Het personeelslid dat bij die urinecontrole aanwezig was heette [A] of [B]. Toen klager rapport
aangezegd kreeg voor fraude bij de urinecontrole, heeft hij gesproken met het afdelingshoofd en hem een en ander uitgelegd. Daarna heeft hij nog gesproken met het betreffende personeelslid. Die wilde op het voorval niet verder ingaan en heeft
aangegeven
zich niets meer van het voorval te kunnen herinneren. De opschorting van klagers detentiefasering is inmiddels voorbij. Klager is disciplinair gestraft alsof hij harddrugs had gebruikt. Klager is van mening dat dit onredelijk en onbillijk is. Bij de
beoordeling van de vraag of klager fraude heeft willen plegen, is van belang of klager willens en wetens heeft geprobeerd de uitslag van de urinecontrole te beïnvloeden. Klager is van mening dat zijn lezing van het voorval geloofwaardig is. Door de hem
opgelegde disciplinaire straf is klagers detentiefasering zes maanden uitgesteld. Klager kwam op dat moment in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Klager was daarvan op de hoogte. De beroepscommissie heeft eerder in een
gelijksoortige zaak niet willen aannemen dat er sprake was van bewust frauderen. Klager is van mening dat dit ook hier het geval is. Het beroep van klager dient daarom gegrond te worden verklaard en aan klager moet een financiële tegemoetkoming worden
toegekend.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft geen uitspraak van de beklagcommissie ontvangen. Het beklag van klager is ter zitting ongegrond verklaard.
De directeur heeft met betrekking tot klagers stelling gezocht naar het bij de urinecontrole betrokken personeelslid. Dat bleek uiteindelijk een zekere [A] te zijn. Die medewerker heeft desgevraagd aangegeven zich niets van het voorval te kunnen
herinneren. Die navraag geschiede op 21 januari 2009.
De directeur is overigens van mening dat het drinken van aanzienlijk minder dan een liter water niet een creatininegehalte als hier aangetroffen, kan opleveren. Daarvoor is (tenminste) het drinken van ongeveer twee liter water nodig. Klager betwist de
fraude omdat hij een belang zou hebben bij zijn detentiefasering. Indien klager echter wel soft- of harddrugs gebruikt zou hebben, zou hij ook een belang hebben bij het plegen van fraude. Indien dat gelukt zou zijn, zou er immers geen positief
resultaat
uit de urinecontrole hebben kunnen komen.
Met betrekking tot de opschorting van klagers detentiefasering geldt dat dit geen beslissing is van de directeur. Dat wordt beslist door de selectiefunctionaris. De directeur geeft in dergelijke gevallen enkel een advies aan de selectiefunctionaris.
De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag van klager behandeld ter zitting van 20 november 2008 en zij heeft toen mondeling uitspraak gedaan. Van die uitspraak is geen schriftelijke mededeling aan klager verstrekt en ook is de (uitgewerkte) uitspraak niet op
een later moment aan klager of de directeur gezonden. Een verzoek van het secretariaat om alsnog een uitgewerkte beslissing in te zenden, bleef zonder resultaat. Hoewel het voor de beoordeling in beroep onwenselijk is dat geen schriftelijke vastlegging
en uitwerking van de beslissing op het beklag voorhanden is, zal de beroepscommissie desondanks het beroep inhoudelijk behandelen en er daarbij van uitgaan dat het beklag in zijn geheel ongegrond is verklaard.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Vast staat dat klager voorafgaande aan de uitvoering van de urinecontrole water heeft gedronken en dat dit aanzienlijk minder was dan één liter. Ten behoeve van de beoordeling van het beroep in eerdere soortgelijke zaken heeft de beroepscommissie
deskundigen verzocht rapport uit te brengen.
In de beslissing van de beroepscommissie van 21 oktober 2008, kenmerk 08/1134/GA, heeft de beroepscommissie (onder meer) het volgende overwogen:
“(...)
Het Deltalab heeft desgevraagd aangegeven dat het gebruik van Citalopram geen invloed heeft op de bepaling van het THC- en kreatininegehalte in de urine. Urine met een kreatininegehalte van lager dan 2,0 mmol/l wordt beschouwd als verdund. Een
kreatininegehalte van 0,4 tot 0,5 mmol/l kan veroorzaakt worden door bijzonder veel te drinken in een korte tijd of door rechtstreekse verdunning van het geproduceerde urinemonster. Bij een dagelijkse waterinname van drie tot vijf liter water over de
controleperiode is een fluctuatie in het kreatininegehalte van 5,6 tot 0,4 mmol/l niet te verklaren bij een gelijkblijvende lichamelijke conditie.
(...)”
Gelet hierop is niet aannemelijk dat klager minder dan één liter water heeft gedronken en kan er in redelijkheid van worden uitgegaan dat klager heeft gepoogd de uitslag van de urinecontrole te beïnvloeden. Nu niet is gesteld dat een personeelslid
klager heeft geadviseerd meer dan één liter water te drinken, kan verder buiten beschouwing blijven of klager is geadviseerd water te drinken.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beslissing tot – kortweg – opschorting van klagers detentiefasering is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Dergelijke beslissingen zijn voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Gelet daarop kan de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre niet in stand blijven en dient klager alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag, bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, MPA L. Diepenhorst en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 juni 2009.
secretaris voorzitter