Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0209/GA en 09/0241/GA, 26 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/209/GA en 09/241/GA

betreft: [klager] datum: 26 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 23 januari 2009 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2009, gehouden in de locatie Lelystad, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis. Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen en de beroepen schriftelijk toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het controleren van een poststuk en het mededelen van (delen van) de inhoud daarvan aan een geestelijk verzorger; en
b. het niet handhaven van het rookverbod op het toilet in de werkzaal (textiel).

De beklagcommissie heeft beide onderdelen van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager weet zeker dat zijn brieven bij de postverwerking zijn gecontroleerd en gelezen. Daarna zijn onderdelen van de inhoud van de brief gebruikt door de dominee om de zaak met de vrijwilligers te bespreken. Klager wist niet dat zijn post gelezen zou
worden. Normaal krijgt de gedetineerde eerst een mededeling als de post inhoudelijk gecontroleerd gaat worden. Dat is hier niet gebeurd. Klager is het er niet mee eens dat over zijn gevoelens voor een van de vrijwilligers van de geestelijke verzorging
door de directeur mededeling is gedaan aan de dominee.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Het toilet van de arbeidszaal moet rookvrij zijn. Klager is van mening dat de directeur onvoldoende inspanningen verricht om te zorgen voor een rookvrije omgeving. Klager werkte indertijd op de afdeling textiel. Daar was slechts één toilet in de
werkzaal en daar werd op gerookt. Inmiddels werkt hij op de wasserij en daar zijn twee toiletten, waarvan één speciaal voor niet-rokers. Klager heeft indertijd wel gehoord dat mensen verslag aangezegd kregen voor het roken op het toilet maar dat
leidde,
in verband met bewijsproblemen, nooit tot sancties. Overigens heeft klager gehoord dat er inmiddels een rookmelder is geplaatst in dat toilet.

Klagers raadsman heeft in beroep schriftelijk het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht:
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager stelt zich op het standpunt dat zijn recht op privacy is geschonden doordat, zonder dat daarvan tevoren mededeling is gedaan, de post inhoudelijk is gecontroleerd en mededeling over de inhoud is gedaan aan derden. De directeur heeft gesteld dat
hij die bevoegdheid heeft op grond van het bepaalde in de huisregels. Klager heeft nimmer een exemplaar van de huisregels ontvangen en heeft daar dus ook geen kennis van. Ook is klager niet in de gelegenheid gesteld een rechtsmiddel tegen die
beslissing
in te dienen. Ook is gehandeld in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Volstaan had immers kunnen worden met een correspondentieverbod met de kerkvrijwilligers.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld, is klager van mening dat de directeur niet alles heeft gedaan wat in zijn vermogen lag om het rookverbod te handhaven. Klager had, doordat roken op het toilet feitelijk gedoogd werd, geen rookvrije
werkplek terwijl hij daar wel recht op heeft.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De inhoud van de betreffende brief is indertijd gecontroleerd, daarbij is ook de tekst gelezen. Dat gebeurt overigens niet standaard. De directeur gaat er vanuit dat die controle in dit geval plaatst heeft gevonden omdat het correspondentie van een
gedetineerde naar een kerkvrijwilliger betrof. Dergelijke contacten wil de directeur voorkomen. In de huisregels van de inrichting staat vermeld dat er controle plaats kan vinden op de in- en uitgaande post. In dit geval is er geen sprake geweest van
een specifieke opdracht van de directeur. Zodra stukken uit de post worden gehaald of post niet wordt verzonden, wordt dit aan de gedetineerde medegedeeld. De dominee is op de hoogte gebracht van de inhoud van de betreffende brief omdat hij
verantwoordelijk is voor de vrijwilligers.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
In de inrichting geldt een strikt rookbeleid en er bestaan geen rooktoiletten op de werkzalen. Indien een overtreding van het rookverbod wordt geconstateerd, wordt verslag opgemaakt en (waar mogelijk) volgt een sanctie. De directeur erkent dat
handhaving van het rookverbod moeilijk is. De directeur kan niet aangeven of de toiletten inmiddels zijn voorzien van rookmelders.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Uit hetgeen door en namens klager en de directeur naar voren is gebracht is komen vast te staan dat een brief van klager, gericht aan een (zogenaamde) kerkvrijwilliger, voor de verzending is gecontroleerd op contrabande en op de inhoud van de tekst en
dat over de inhoud van de brief mededeling is gedaan aan de geestelijk verzorger.
art. 36, derde lid, van de Pbw, luidt:
“-3 De directeur is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Dat toezicht kan omvatten het kopiëren van brieven of andere poststukken. Van de wijze van uitoefening van
toezicht wordt aan de gedetineerde mededeling gedaan.”
In het onderhavige geval is het voorschrift van art. 36, derde lid, van de Pbw, niet nageleefd. De algemene vermelding in de huisregels, inhoudende dat er toezicht op de post kan plaatsvinden, is niet de melding als bedoeld in dat hiervoor genoemde
art.
36. Die laatste melding moet zien op het specifieke geval waar (extra) inhoudelijk toezicht aan de orde is. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Om die reden kan deze
uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De directeur heeft een zorgplicht om de naleving van het in de inrichting geldende rookverbod te handhaven. Niet aannemelijk is geworden dat de directeur die zorgplicht onvoldoende heeft betracht. Dat kan ook blijken uit de omstandigheid dat er waar
nodig en mogelijk sanctionerend wordt opgetreden jegens overtreders van dat rookverbod.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep tegen deze beslissing zal daarom ongegrond worden verklaard, met bevestiging van die uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven