nummer: 09/806/GA
betreft: [klager] datum: 26 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2009, gehouden in de locatie Lelystad, is klager gehoord.
De directeur van het h.v.b. Arnhem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het op 17 januari 2009 niet mogen luchten; en
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van twee dagen wegens een onderzoek betreffende orde, rust en veiligheid in de inrichting.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft op 17 januari 2009 niet mogen luchten. Op die dag is er in de inrichting een groot onderzoek gehouden. Een dag te voren had er een vechtpartij plaatsgevonden. Naar aanleiding van het onderzoek daarnaar had een medegedetineerde verklaard
over zaken die in de inrichting plaats zouden vinden. Dit was voor de directeur reden om celinspecties te houden, waarbij gebruik is gemaakt van een bijstandsteam. Op die zaterdag zijn alle gedetineerden onderzocht aan de kleding en is de hele
verblijfsafdeling van klager afgezonderd. De daarop volgende zondag en maandag heeft klager wel kunnen luchten. De spitactie vond plaats op zaterdag. Klager begrijpt niet waarom het nodig was om hem twee dagen af te zonderen. Klager verbleef toen op de
arrestantenafdeling. Hij heeft op zaterdag en zondag geen dagprogramma aangeboden gekregen. In klagers beleving is de actie begonnen op zaterdag 17 januari 2009 om 11.00 uur en geëindigd op maandag 19 januari 2009 om 15.00 uur.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 17 januari 2009 niet heeft kunnen luchten. In beginsel is het recht op een dagelijks verblijf in de buitenlucht van tenminste één uur een basisrecht van de gedetineerde, waarvan slechts in een noodsituatie kan worden afgeweken.
Een groot onderzoek is een situatie die het niet aanbieden van een verblijf in de buitenlucht kan rechtvaardigen. Aan de directeur is het dan wel om, zodra dit weer enigszins mogelijk is, aan de gedetineerde wiens recht is geschonden, een redelijke
compensatie te bieden in de vorm van – bijvoorbeeld – een extra luchtmoment. Niet aannemelijk is geworden dat er enige vorm van compensatie heeft plaatsgevonden. Gelet daarop moet de beslissing van de directeur om klager op 17 januari 2009 geen
mogelijkheid voor een verblijf in de buitenlucht aan te bieden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht en is het beklag gegrond.
Ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw aan de gedetineerde een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling van een hem opgelegde ordemaatregel moet worden
uitgereikt. De betreffende mededeling, welke is gedateerd op 17 januari 2009 en ondertekend door de unit-directeur is onvoldoende met redenen omkleed. Weliswaar staat daarin vermeld dat de ordemaatregel is opgelegd in het kader van onderzoek naar de
orde en rust en veiligheid in de inrichting, maar aan die wettelijke grond voor oplegging van een maatregel wordt op geen enkele wijze enige feitelijke invulling gegeven. Voorts is aannemelijk dat klager niet is gehoord en er dus ook geen gelegenheid
is
geweest om in dat kader de grond voor de maatregel toe te lichten. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wettelijke voorschriften van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, en
artikel 58, eerste lid, van de Pbw. Ook dit onderdeel van het beklag is daarom gegrond.
Nu beide onderdelen van het beklag gegrond moeten worden verklaard, moet de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming in verband met de gegrondverklaring van de beklagen. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 20,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2009
secretaris voorzitter