nummer: 09/559/GM
betreft: [klager] datum: 17 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Stadsgevangenis Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 februari 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens de inrichtingsarts [...], hoofd medische dienst, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19, 20, 22 en 24 december 2008, betreft de afbouw van Diazepam.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager gebruikt al vele jaren benzodiazepinen. In andere inrichtingen kreeg hij wel benzodiazepinen. In de Stadsgevangenis is de Diazepam in drie weken van 80 mg afgebouwd naar 0.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 19 december 2008 overgeplaatst vanuit de Noordsingel. De inrichtingsarts heeft de voorgeschiedenis van klager uitgebreid bestudeerd en zag geen reden om het Diazepam gebruik te handhaven. Klager gaf aan Diazepam te gebruiken voor zijn
epilepsie, hiervoor gebruikt klager benzodiazepinen in de vorm van Rivotril welke nog steeds worden voorgeschreven.
Op 2 februari 2009 is klager gezien door de psychiater. Die constateerde dat klager geen lichamelijk zieke indruk maakte door de afbouw van Diazepam. De overige medicatie wil klager pertinent niet afbouwen, hetgeen de psychiater wel adviseerde.
Duidelijk is dat klager een sterke behoefte heeft aan benzodiazepinen.
De huisarts beoordeelde dat de snelheid waarmee de Diazepam is afgebouwd de juiste is. Klager is met regelmaat gecontroleerd door de psycholoog, psychiater, verpleegkundige en huisarts.
3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie aan de inrichtingsartsen van de penitentiaire inrichtingen gaat uit van een gefaseerde afbouw van benzodiazepinen, tenzij er sprake is van een
psychiatrische of neurologische indicatie voor het gebruik van benzodiazepinen. Het in de onderhavige zaak gehanteerde afbouwschema gaat uit van een afbouw van 25% per week gedurende drie weken en de volgende twee weken 12,5% per week.
Uit het medisch dossier blijkt dat klager op 19 december 2008 vanuit de Noordsingel werd overgeplaatst naar de Stadsgevangenis. Bij binnenkomst gebruikte klager 80 mg Diazepam.
Dit is conform de richtlijn, nl drie weken lang 20 mg per week en de vierde en vijfde week 10 mg per week, afgebouwd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 juni 2009
secretaris voorzitter