Nummer: 09/1026/GB
Betreft: [klager] datum: 15 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.R. Nijdam, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 april 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis/ISD Zutphen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 18 augustus 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Tilburg. Op 10 maart 2009 is hij geselecteerd voor de gevangenis Grave en op 11 maart 2009 voor de gevangenis/ISD Zutphen. Op 20 maart 2009 is hij
geplaatst in de gevangenis/ISD Zutphen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Klager is op 15 april 2009 in vrijheid gesteld.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De directeur van de b.b.i. Tilburg heeft klagers verlof ingetrokken per februari 2009. Reden voor de intrekking van het verlof en de overplaatsing van klager van een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau naar een gesloten inrichting, is dat uit
een rapportage is gebleken dat er informatie is binnengekomen van het Gedetineerden recherche-informatiepunt (GRIP) waaruit een liquidatiedreiging zou blijken. Klager ondervindt geen vrees voor een liquidatiedreiging. Klager is van mening dat het
risico
van een liquidatie voor eigen rekening dient te blijven en dit onvoldoende grond geeft voor een beperking van zijn verworven vrijheden door middel van het overplaatsen van een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau naar een inrichting met een
normaal beveiligingsniveau. Klagers detentie is inmiddels beëindigd. Klager is dan ook slechts een zeer beperkte periode beschermd tegen een mogelijk liquidatierisico. Klager verzoekt nu de gevolgen niet meer ongedaan zijn te maken een financiële
tegemoetkoming van € 500,- aan hem toe te kennen, althans een bedrag dat de beroepscommissie in goede justitie meent te bepalen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft bezwaar ingediend tegen de selectiebeslissing van 11 maart 2009 voor de gevangenis/ISD Zutphen. De directeur van de b.b.i. Tilburg heeft via het GRIP een melding binnengekregen waaruit bleek dat er voor een klager liquidatiedreiging
bestaat. Aangezien klager is toevertrouwd aan de zorg van de directeur van de b.b.i. Tilburg, heeft de directeur besloten klager niet met verlof te laten gaan en hem aan te bieden voor overplaatsing. Naar aanleiding van deze melding heeft de
selectiefunctionaris klager aanvankelijk geselecteerd voor de gevangenis Grave. Deze inrichting heeft de selectiefunctionaris laten weten dat er in de gevangenis Grave mogelijk gedetineerden verblijven die het op klager hebben gemunt. De
selectiefunctionaris heeft daarom de selectiebeslissing voor de gevangenis Grave ingetrokken en waarschijnlijk heeft deze beslissing klager nooit bereikt. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris besloten uit te wijken naar een normaal beveiligde
inrichting, de gevangenis/ISD Zutphen. In het bezwaarschrift geeft klager aan zich helemaal niet bedreigd te voelen. Ondanks dat klager zich niet bedreigd voelt, is de directie wel verantwoordelijk voor zijn welzijn en veiligheid. De
selectiefunctionaris is van mening dat er voldoende reden was om klager vanuit de b.b.i. te plaatsen in een inrichting waar zijn veiligheid beter gewaarborgd kan worden. De selectiefunctionaris acht geen termen aanwezig voor een vergoeding in welke
vorm
dan ook.
4. De beoordeling
De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van gedetineerden. Op grond van GRIP- informatie kon worden aangenomen dat er voor klager een liquidatiedreiging bestaat. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Er zijn daarom geen termen aanwezig voor een
tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 15 juni 2009
secretaris voorzitter