Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3376/GA, 10 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3376/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de PI Tilburg,

gericht tegen een uitspraak van 23 december 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de PI Tilburg, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.G.M. Kral en [...], unit-directeur van de PI Tilburg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende weekendverlof wegens een positieve urinecontrole (op THC).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een straf- en maatregelenbeleid opgemaakt naar aanleiding van het Drugsontmoedigingsbeleid. De beklagcommissie was betrokken bij de totstandkoming daarvan. Klager verbleef in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). De sanctionering bij een
positieve urinecontrole is volgens de richtlijn: ‘drie dagen opsluiting op cel (en bij een verblijf in een b.b.i. tevens intrekking van het weekendverlof)’. In dit geval is de straf conform het interne beleid opgelegd. Er mag individueel afgeweken
worden van het straf- en maatregelenbeleid. Daarom wordt een gedetineerde ook vooraf gehoord. De directeur hoeft geen verantwoording af te leggen waarom een andere medegedetineerde minder straf opgelegd krijgt.
De andere directeuren hebben een fout gemaakt bij de strafoplegging van de andere gedetineerden. Het is de bedoeling dat van alle gedetineerden in een b.b.i. bij wie een te hoog THC-gehalte is geconstateerd ook het eerstvolgende weekendverlof wordt
ingetrokken. De medegedetineerden hadden dus niet met verlof mogen gaan.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is inconsequent straf opgelegd. Bij zeven gedetineerden, die allen verbleven in de b.b.i., is een te hoog THC-gehalte geconstateerd. Allen zijn gestraft. Drie directeuren hebben aan vijf gedetineerden een sanctie opgelegd van drie dagen opsluiting
op
cel, terwijl één directeur tevens heeft bepaald dat van twee gedetineerden tevens het eerstkomende weekendverlof werd ingetrokken. In dit geval betrof het bovendien het weekendverlof tijdens de Kerst. Er is sprake van een schending van het
gelijkheidsbeginsel.
Het is oneerlijk.

3. De beoordeling
In casu heeft klager geklaagd over een deel van de opgelegde disciplinaire straf, namelijk de intrekking van het eerstvolgende weekendverlof. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat in totaal zeven gedetineerden, die allen omstreeks
dezelfde periode verbleven in dezelfde b.b.i., bij een urinecontrole positief gescoord hebben op THC. Hiervoor zijn zij allen gesanctioneerd. De sanctionering was drie dagen opsluiting op cel. Bij twee gedetineerden, waaronder klager, is bovendien het
eerstvolgende weekendverlof ingetrokken. De overige vijf medegedetineerden mochten wel met verlof.
De beroepscommissie overweegt dat vooropgesteld moet worden dat er een individuele belangenafweging moet plaatsvinden bij de sanctionering van gedetineerden. Dit kan leiden tot verschillende sancties, waarbij interne richtlijnen van belang kunnen zijn.
In het onderhavige geval is het verschil in de sanctionering uitsluitend – immers van relevante verschillen in de verschillende individuele gevallen is niet gebleken – gelegen in het feit dat niet alle directeuren volgens de interne richtlijnen hebben
gehandeld. Dit gegeven kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot verschillen in de hoogte van de sancties. Nu er onvoldoende grond is om een afwijking in de opgelegde straffen te rechtvaardigen, zal de beroepscommissie het beroep van
de directeur ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 10 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven