nummer: 09/40/GA
betreft: [klager] datum: 8 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.R. Ali, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 november 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.R. Ali, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Alphen aan den Rijn. Hoewel voor klagers vervoer
naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens paranoïde/gestoord gedrag.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De opgelegde maatregel is onrechtmatig. Indien klager paranoïde of gestoord gedrag heeft getoond, dan had hij onderzocht dienen te worden door een
arts. Klager wilde niet geplaatst worden in een meerpersoonscel. De situatie werd gespannen. Pas na twee weken afzondering werd klager geconfronteerd met zijn gedrag. Hem werd de keuze voorgehouden excuses aan te bieden, anders zou de maatregel
verlengd
worden. Klager verwijst naar de schriftelijke mededeling van de verlenging van de afzondering waarin dit wordt vermeld. Klager heeft de maatregel opgevat als een sanctie. De verlenging is uiteindelijk niet opgelegd. Het beklag is hiertegen ook niet
gericht. De grondslag voor de afzondering is een beetje gezocht. Klager plast in zijn bed en schaamt zich hiervoor.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen plaatsing op een meerpersoonscel en begon vreemd gedrag te vertonen. Hij werd angstig en achterdochtig en
beweerde dat het afdelingshoofd hem bedreigde. Ook gaf hij aan suïcidaal te zijn. De directeur heeft dit gekwalificeerd als paranoïde gedrag. Dit is een normaal woord. De directeur kan zich voorstellen dat klager moeite heeft met plaatsing in een
meerpersoonscel gezien zijn incontinentieprobleem. Klager heeft dit echter aanvankelijk niet gezegd.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid jo. artikel 23, eerste lid, onder a van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur aan klager een ordemaatregel op te leggen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie
in aanmerking dat ter zitting van de beroepscommissie uit de toelichting van de directeur naar voren komt dat hij niet bekend was met de medische problemen van klager,. Had de directeur hiervan geweten, dan had dat tot uitplaatsing uit de
meerpersoonscel geleid. Het beroep is derhalve ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 8 juni 2009
secretaris voorzitter