Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1294/GV, 24 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1294/GV

betreft: [klager] datum: 24 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil strafonderbreking om zijn bedrijf van de ondergang te redden. Dit verzoek is afgewezen omdat klager voor een vervanger had kunnen zorgen. Hierbij wordt over het hoofd gezien dat
klager
de enige gecertificeerde persoon is die de voornaamste werkzaamheden, het aanbrengen van folie, kan uitvoeren. Het door andere, niet-gecertificeerde personen laten uitvoeren van deze werkzaamheden zou een vorm van wanprestatie richting de klanten
opleveren en tevens kunnen leiden tot intrekking van klagers certificering.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft bij in de locatie Westlinge, een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Hij is opgeroepen om twee vonnissen van in totaal 102 dagen uit te zitten. Er is geen reden klagers verzoek te honoreren, omdat klager geen initiatieven
heeft ontplooid om een zaakbehartiger aan te stellen of iemand die in dienst van klager de werkzaamheden zou kunnen uitvoeren. Bovendien heeft de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie aangegeven dat de ziekte van klagers vrouw geen indicatie
vormt voor verlening van strafonderbreking.

De directeur van de locatie Westlinge heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 102 dagen met aftrek, wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 juli 2009.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard.
Aannemelijk is dat er omstandigheden zijn van zakelijke aard die persoonlijke aanwezigheid van klager wenselijk doen zijn. Het oordeel dat deze omstandigheden niet dringend zijn, is niet onredelijk of onbillijk. Klager wist immers (ruim) tevoren dat
hij een gevangenisstraf diende uit te zitten, maar heeft geen maatregelen ter vervanging getroffen. Van betekenis is voorts dat hij inmiddels een aanzienlijk deel van de straf heeft ondergaan en niet onmiddellijk valt in te zien dat klager na de
strafonderbreking niet opnieuw met vergelijkbare problemen zal kampen.
Voor zover klager op grond van de artikelen 34 en 36 van de Regeling strafonderbreking vraagt teneinde zijn zieke partner te verzorgen is de weigering gelet op het advies van de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie eveneens niet onredelijk
of onbillijk.
Bij het voorgaande is in aanmerking genomen dat klager zijn regimair verlof kan gebruiken voor het regelen van zijn zakelijke belangen en het verlenen van enige zorg en ondersteuning aan zijn partner.
Gelet op vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 juni 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven