Nummer: 09/1221/GB
Betreft: [klager] datum: 5 juni 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Paans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 april 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 13 mei 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Rotterdam. Op 28 april 2009 is hij geplaatst in de gevangenis De IJssel .
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op grond van de geldende selectiecriteria geschikt voor plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting (hierna (z.)b.b.i.). Er zijn geen redenen gelegen in de persoon van klager om hem in een andere inrichting te plaatsen. Hij gedraagt
zich voorbeeldig en werkt aan alles mee. Klager heeft naar aanleiding van de vraag waar zijn voorkeur naar uitging als hij niet geplaatst zou worden in een (z.)b.b.i. voorkeur uitgesproken voor de penitentiaire inrichtingen Rijnmond. Zijn voorkeur ging
in eerste instantie uit naar een inrichting met een minder zwaar regime en niet naar een normaal beveiligde inrichting. Het feit dat klager niet in het faseringstraject van Exodus wordt geplaatst, is onvoldoende om af te zien van plaatsing in een
b.b.i.
Artikel 15 Pbw schrijft voor dat wanneer iemand voor meer dan één inrichting of afdeling in aanmerking komt, de selectiefunctionaris de inrichting moet kiezen die het meest dienstbaar is aan de terugkeer van klager in de samenleving, waar hij het
snelst
kan worden geplaatst en/of waar hij aan de minste beperkingen onderhevig is. Plaatsing in een normaal beveiligde inrichting is niet het meest dienstbaar aan de terugkeer van klager in de samenleving. Ook blijkt niet uit de selectiebeslissing dat er
geen
enkele andere b.b.i. is waar klager snel geplaatst zou kunnen worden. De selectiebeslissing voldoet niet aan de eisen als vermeld in 00/120/GB d.d. 20 april 2000.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het advies van de politie Rijnmond ter zake van verlofverlening/detentiefasering is negatief. Klager is een voortdurende bron van overlast voor de direct omwonenden. Tevens heersen er sterke onveiligheidsgevoelens bij de omwonenden. Klagers vriendin is
op 1 december 2008 verhuisd naar een nieuw adres en ook ten aanzien van dit adres heeft de politie negatief geadviseerd. Het verlofadres ligt naast een horecagelegenheid en tegenover een bordeel. Ten tijde van het onderzoek blijkt het adres niet
bewoond. In de directe omgeving wonen twijfelachtige contacten van klager en klager wil zijn verlof doorbrengen bij het slachtoffer. Op de RISC scoort klager hoog ten aanzien van recidivegevaar. Vanuit de score op de RISC is er een trajectplan
opgesteld. Dit plan behelst een gecontroleerde gefaseerde vrijheid terug naar de maatschappij met een stuk behandeling voor zowel klager als zijn partner. Klager gaat hiermee niet akkoord. Klager was welkom bij Exodus op de voorwaarde dat hij na zijn
v.i.-datum daar zou blijven. Dit wilde klager niet. Zijn v.i.-datum is 11 juni 2009. Het strafrestant is te kort om een verantwoorde fasering te starten.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Klager beschikt niet over een aanvaardbaar verlofadres, hetgeen een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een (z.)b.b.i. met regimesgebonden verlof. Voorts heeft klager een hoge RISC-score voor wat betreft het gevaar voor recidive en is hij
niet akkoord gegaan met de hem voorgestelde behandeling. Daarbij komt dat zijn strafrestant zo gering is dat, ook al zou klager wel over een aanvaardbaar verlofadres beschikken, detentiefasering niet meer kan worden gerealiseerd. De beroepscommissie
is
van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 juni 2009.
secretaris voorzitter