Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2810/GA, 2 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2810/GA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 oktober 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 4, 5, 8, 9, 11 en 12 september 2008 telkens niet aanbieden van arbeid.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door klager wordt met name de circulaire waarin het beleid ten aanzien van gedetineerden die op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de lijst GVM) vermeld staan aangevochten. Hieromtrent is door de raadsvrouw in andere
beroepszaken al verweer gevoerd. De beroepscommissie heeft in die zaken nog geen uitspraak gedaan. Voor klager telt een en ander dubbel zwaar omdat klager ten onrechte in de EBI heeft moeten verblijven. Klager kan overigens inmiddels, sinds hij
geplaatst is in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld (b.g.g.), wel deelnemen aan de arbeid. Voor die tijd kreeg hij incidenteel celarbeid aangeboden. Er gold toen voor klager geen arbeidsplicht. Klager had toen echter wel
een recht op arbeid. Het is overigens juist dat klager in die tijd wel een loonvervangende uitkering heeft gekregen. Het ging klager echter niet om arbeidsloon maar om de bewegingsvrijheid die hij bij de arbeid zou kunnen genieten. Omdat de voorzitter
van de beroepscommissie de tenuitvoerlegging van de onderhavige beslissing van de directeur heeft geschorst, ging klager er vanuit dat de directeur feitelijk, door klager nog steeds geen deel te laten nemen aan de arbeid, een nieuwe beslissing jegens
klager heeft genomen. Om die reden vindt klager dat de beklagrechter hem had moeten ontvangen in zijn klacht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager staat vermeld op de lijst GVM. De directeur heeft vervolgens te maken met de beleidsregels zoals die staan vermeld in de betreffende circulaire. Klager kon, gelet op zijn vermelding op die lijst, niet te werk gesteld worden in een van de
arbeidszalen van het h.v.b. In de arbeidszalen kunnen de veiligheid en controle onvoldoende gewaarborgd worden. Door de directeur is daarom besloten klager enkel in aanmerking te laten komen voor celarbeid. Die was helaas niet altijd voorhanden,
klager
heeft daarom ook regelmatig géén arbeid aangeboden gekregen. Inmiddels verblijft klager in de b.g.g. en daar is arbeid op de arbeidszaal wel mogelijk. Voor de directeur van het h.v.b. bestaat in beginsel geen ruimte om van de voorschriften van de
hiervoor genoemde circulaire af te wijken. Klager wilde arbeid verrichten en om die reden moest de directeur klager uitsluiten van de activiteit arbeid op de arbeidszaal. Klager heeft overigens gedurende die gehele periode wel een loonvervangende
uitkering ontvangen.

3. De beoordeling
Het beklag ziet op de periode van 4 tot en met 12 september 2008. In die periode zou de directeur klager (op de hiervoor genoemde dagen) ten onrechte hebben uitgesloten van de gemeenschappelijke activiteit arbeid.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat de beklagrechter eerder, bij uitspraak van 13 oktober 2008, klagers beklag tegen de ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid in de periode waarop ook de
onderhavige klacht is gericht, gegrond heeft verklaard. Op zich is het uitgangspunt van de beklagrechter, dat een klacht niet tweemaal ter beoordeling aan de beklagrechter kan worden voorgelegd, juist. Dit geldt in het onderhavige beroep ook ten
aanzien
van de klacht voor zover deze betrekking heeft op het niet aanbieden van arbeid op 4, 5 en 8 september 2008. Het (niet) aanbieden van arbeid valt immers onder de werking van de ordemaatregel van 1 september 2008, welke ordemaatregel door de
beklagrechter reeds in zijn uitspraak van 13 oktober 2008 is beoordeeld en waarbij de daartegen gerichte klacht gegrond is verklaard. In zoverre heeft de beklagrechter klager thans op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Het beroep
is daarom in zoverre ongegrond.

Ten aanzien van het niet aanbieden van arbeid op 9, 11 en 12 september 2008 geldt het volgende. De voorzitter van de beroepscommissie heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 1 september 2008 op 8 september 2008 met
onmiddellijke ingang geschorst. Gelet daarop had de directeur, indien hij klager op 9, 11 en 12 september wenste uit te sluiten van de gemeenschappelijke activiteit arbeid, een nieuwe beslissing moeten nemen. De directeur heeft nagelaten een dergelijke
beslissing te nemen, hetgeen – gelet op het bepaalde in artikel 60, tweede lid, van de Pbw – moet worden verstaan als een (afzonderlijke) beslissing van de directeur, tegen welke beslissing beklag open staat. Gelet daarop kan de uitspraak van de
beklagrechter in zoverre niet in stand blijven en dient klager voor dat deel van het beklag alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag en dient het beklag alsnog in zoverre gegrond te worden verklaard.

Het beroep is daarom in zoverre gegrond. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom in zoverre worden vernietigd en het beklag zal ten aanzien van het niet aanbieden van de (gemeenschappelijke) activiteit arbeid op 9, 11 en 12 september 2008 alsnog
gegrond worden verklaard met het toekennen van na te melden tegemoetkoming voor het geleden ongemak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het niet aanbieden van de gemeenschappelijke activiteit arbeid op 4, 5 en 8 september 2008 en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van het niet aanbieden van de gemeenschappelijke activiteit arbeid op 9, 11 en 12 september 2008 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dat deel van
het beklag, verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond en stelt vast dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven