Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0336/TA, 20 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/336/TA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Westendorp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2008 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.A. Westendorp en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de maatregel van afzondering op de eigen kamer met ingang van 28 september 2008.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte afgezonderd. De inrichting had iets met medepatiënt [A] moeten doen in plaats van klager, zoals klager dat heeft ervaren, op te bergen en opgeborgen te houden. Het verwijt wordt bij klager gelegd, ondanks dat hij uitvoerig heeft
aangevoerd dat het ontstaan van het conflict op 26 september 2008 niet aan hem te wijten is. Volgens de inrichting is niet duidelijk wie met het conflict is begonnen, maar in de ter zitting overgelegde wettelijke aantekeningen staat op pagina 3 onder
F.
vermeld dat medepatiënt [A] is begonnen. In de eerder overgelegde brief van medepatiënt [B] wordt informatie over [A] gegeven.
Ten onrechte wordt klager verweten dat hij geen toenadering tot [A] heeft gezocht, terwijl nota bene klagers veiligheid niet wordt gegarandeerd Klager durft niet met [A] in gesprek te gaan. In de ter zitting overgelegde verklaring van klager zijn er
personeelsleden bij het conflict aanwezig geweest, maar deze hebben niets voor hem gedaan. Klager heeft meegewerkt om tot een vergelijk dan wel bemiddeling te komen. Klager heeft recht op veiligheid, een in verdragen (EVRM, IVBRP) en de Grondwet
vastgelegd grondrecht. De inrichting heeft dat recht geschonden door niet adequaat op te treden tegen agressie in de inrichting en door onvoldoende personeel ter beschikking te hebben. Bij klager bestaat als door [A] bedreigde patiënt een groot gevoel
van onveiligheid. Er zijn diverse incidenten van genoemde [A] met medepatiënten en personeelsleden geweest. [A] is van mediterrane afkomst en heeft tbs vanwege een geweldsdelict. Klager heeft tbs vanwege een zedendelict met een minderjarige en heeft
het
om die reden niet makkelijk in de inrichting. Als er bijvoorbeeld wordt gekookt, liggen er messen in de keuken, waar ook [A] komt. Klager was bang door hem neergestoken te zullen worden. Daarom wilde hij op zijn kamer blijven en heeft hij zelfs gezegd
anders iemand neer te steken, terwijl hij niet gewelddadig is. Zijn gevoel van onveiligheid heeft mede te maken met het personeelstekort op Thebe 2. Deze afdeling is later ook dichtgegaan. Het is klagers raadsman niet bekend dat aan klager therapie is
aangeboden.
Klager wenst een tegemoetkoming voor misgelopen loon (3x € 179,=) en de afzondering (12x € 50,=), in totaal € 1137,=.

Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Met klem wordt afstand genomen van de opmerking van klagers raadsman dat klager is opgeborgen. Klager is in het belang van de veiligheid op de afdeling afgezonderd. Die afdeling is 100% veilig.
Klagers afzondering heeft geduurd totdat hij op 18 december 2008 is overgeplaatst naar de afdeling Gizeh. Klager heeft zelf de hand gehad in de duur van zijn afzondering, wat ook blijkt uit de ter zitting overgelegde wettelijke aantekeningen. Klager
vergroot bewust dingen uit. Bij herhaling is getracht de situatie vlot te trekken, maar klager wilde zelf niet meewerken. Hij wilde wel zelf nadenken, maar trok, al dan niet na overleg met zijn raadsman, toegezegde samenwerking weer in of stelde zijn
eigen voorwaarden, waarin niet zomaar is meegegaan. Klager heeft, zelfs na overplaatsing van [A], op zijn kamer willen blijven en gezegd iemand neer te steken wanneer de deur van zijn kamer zou opengaan. Hij wilde niet van zijn kamer komen, ondanks
alle
inspanningen van het personeel daartoe. Klager is een bange man, maar medepatiënt [A] was al snel wel bereid om de situatie te doorbreken. Het met elkaar in gesprek gaan - in aanwezigheid van personeel - is een voorwaarde voor verblijf op de afdeling.
In de inrichting is speciaal aandacht geschonken aan klagers angstige grondhouding, maar met een lage behandeldruk. Klager heeft bij herhaling gezegd dat hij geen behandeling wilde, omdat hij op een motivatieafdeling zat en op een longstayafdeling
geplaatst wilde worden.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager in eerste
instantie
na het conflict van 26 september 2008 op eigen verzoek op de eigen kamer is afgezonderd en dat de afzondering vanaf 28 september 2008 telkens is voortgezet, omdat hij weigerde met medepatiënt [A] in gesprek te gaan en zelf, ondanks herhaalde pogingen
van het personeel om hem van zijn kamer af te krijgen, op zijn kamer heeft willen blijven.
War er ook zij van de aanleiding tot de moeilijkheden tussen klager en medepatiënt [A] - de wettelijke aantekeningen kunnen daarover geen duidelijkheid verschaffen – vast staat in ieder geval dat er sprake was van een ernstig conflict tussen klager en
medepatiënt [A] en dat zij beiden op dezelfde afdeling verbleven. Onder die omstandigheden kan het niet onredelijk genoemd worden dat het aangaan van een gesprek met elkaar als voorwaarde voor verblijf op de afdeling is gesteld. Bedoelde [A] heeft de
situatie volgens de inrichting snel willen doorbreken, maar klager heeft daaraan uit angst niet mee willen werken, ondanks dat bij een dergelijk gesprek personeel aanwezig zou zijn. Waar bij het personeel bekend is dat klager zeer angstig is, had
klager
er van uit mogen gaan dat daarmee rekening zou worden gehouden. Klager heeft echter van meet af aan niet mee willen werken. Ondanks verscheidene pogingen hem in de loop der tijd van zijn kamer te krijgen, heeft klager zelf dan wel op aanraden van zijn
raadsman op zijn kamer willen blijven, zelfs nadat bedoelde [A] was overgeplaatst.
In het licht van het vorenstaande kan de beslissing tot het opleggen van de afzondering niet onredelijk worden genoemd en kan de duur van de afzondering niet als onevenredig lang worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven