Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2793/GA, 8 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2793/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2008 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2009, gehouden in de locatie Zoetermeer, is gehoord d[...], unit-directeur van het h.v.b. Zwaag.

Klager, die niet teruggekeerd is van verlofverlening, en zijn raadsman mr. W. de Vries zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat terugbelverzoeken van klagers advocaat op 4 september 2008 en 5 september 2008 niet aan klager zijn doorgegeven, waardoor klager op 8 september 2008 tevergeefs naar de rechtbank Amsterdam is vervoerd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Wekelijks worden er in de inrichting 150 telefoontjes van advocaten ontvangen met allerlei terugbelverzoeken. Door de inrichting is het doorgeven van die verzoeken aan de gedetineerden altijd beschouwd als een soort service. Naar aanleiding van het
beklag is advies ingewonnen bij juridische zaken van het ministerie van justitie. Door juridische zaken is geantwoord dat in de Pbw enkel is geregeld het recht van de gedetineerde op (telefonisch) contact met de buitenwereld maar niet dat telefonische
verzoeken van advocaten aan gedetineerden zouden moeten worden doorgegeven. Voor advocaten zijn er andere mogelijkheden om contact te zoeken, bijvoorbeeld per faxbericht.
Niet aangetoond kan worden dat daadwerkelijk op de betreffende data een verzoek is gedaan. Verzocht wordt om klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag te verklaren.
De uitspraak van de beroepscommissie 03/537/GA d.d. 7 augustus 2003 heeft betrekking op een situatie waarin vaststond dat het verzoek niet was doorgegeven. In dit geval is dat niet aangetoond. Daarbij is het mogelijk dat als een advocaat belt en het
telefoontje wordt aangenomen er mogelijk inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de gedetineerde door te antwoorden dat een gedetineerde inderdaad in de inrichting verblijft. Een ander kan zich voordoen als advocaat. Het beklag is ten onrechte gegrond
verklaard.
Het hoofd van het b.s.d. is momenteel bezig om een registratiesysteem te ontwikkelen voor dit soort verzoeken.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De (vermeende) beslissing om een telefonisch verzoek van een advocaat niet door te geven aan een gedetineerde betreft naar het oordeel van de beroepscommissie een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager is derhalve
terecht door de beklagcommissie ontvangen in het beklag.
De beroepscommissie acht, gelet op de urenregistratie van klagers raadsman, aannemelijk geworden dat de raadsman op 4 september 2008 en 5 september 2008 heeft getracht om klager telefonisch te bereiken en omdat dit niet lukte terugbelverzoeken heeft
achtergelaten. Vaststaat voorts dat van de zijde van de inrichting niet is meegedeeld dat dergelijke verzoeken niet aan de gedetineerde zouden worden meegedeeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is hiermee de verwachting gewekt dat deze
verzoeken aan klager zouden worden doorgegeven. Nu dit niet is geschied, is de beroepscommissie het met de beklagcommissie eens dat het beklag gegrond is.
Indien de inrichting onoverkomelijke logistieke bezwaren heeft tegen het doorgeven van dergelijke verzoeken van advocaten aan gedetineerden is het naar het oordeel van de beroepscommissie wenselijk om een volwaardige andere procedure te ontwikkelen die
de mogelijkheid van noodzakelijk contact tussen de gedetineerde en de advocaat openhoudt.
De beroepscommissie zal, gelet op het bovenstaande, het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. M. Boone en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 mei 2009

secretaris voorzitter

Naar boven