Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3299/TB, 23 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3299/TB

betreft: [klager] datum: 23 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 december 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.A. van Harmelen, en namens de Staatssecretaris mr. S. van de Nadort,
werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager om overplaatsing vanuit de longstayvoorziening van de Prof. W.P.J. Pompestichting (hierna: de Pompestichting) naar een reguliere behandelinrichting dan wel het Pieter Baan Centrum of een andere kliniek
afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 november 1990 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is van 9 april 1991 tot 12 augustus 1991 in het Meijers Instituut te Utrecht geplaatst en van 12 augustus 1991
tot 10 mei 1993 in Hoeve Boschoord te Boschoord (hierna Boschoord). Tijdens het verblijf in Boschoord is klager gerecidiveerd en is hij vervolgens bij onherroepelijke uitspraak d.d. 25 oktober 1993 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met
aftrek. Na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf is klager op 29 mei 1995 geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna Veldzicht). De Minister van Justitie heeft op 21 augustus 2003 beslist klager te plaatsen in
de longstayvoorziening van de Pompestichting. Deze plaatsing is op 25 augustus 2003 gerealiseerd. Op 5 november 2008 heeft klager het ministerie van Justitie verzocht hem over te plaatsen naar een reguliere behandelinrichting, dan wel het Pieter Baan
Centrum of een andere kliniek, teneinde onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre klager in aanmerking kan komen voor overplaatsing naar een behandelafdeling. Op 12 december 2008 heeft de Staatssecretaris dit verzoek afgewezen. In een
tussenbeslissing
van 24 februari 2009 van het Gerechtshof Arnhem op het door klager ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle tot verlenging van de terbeschikkingstelling, is besloten klager te laten onderzoeken door het Pieter Baan Centrum
omtrent de (on)mogelijkheden van de hervatting van zijn behandeling.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het longstay beleidskader komt naar voren dat de LAP periodiek een advies dient uit te brengen, waarbij de longstay-indicatie en de noodzaak van het voortduren van het verblijf op een
longstayafdeling wordt getoetst. Sedert klagers plaatsing op de longstayafdeling is een dergelijk periodiek advies niet uitgebracht. Dit levert een schending van voornoemde waarborg op. Klager verwijst verder naar het rapport van psychiater [...] van
15
oktober 2008. Psychiater [...] concludeert dat een nieuw behandeltraject met nadruk op resocialisatie en het begeleiden van klager bij het bewaken van zijn seksuele grenzen in de plaats dient te komen van de longstayplaatsing. Ook stelt [psychiater]
dat
ten onrechte nimmer libidoremmende medicatie is overwogen, hetgeen een kunstfout is.
Klager meent dat er sprake is van een onzorgvuldige belangenafweging, nu onvoldoende waarde is gehecht aan de inhoud van het rapport van psychiater [...]. Bovendien kleeft aan de bestreden beslissing een motiveringsgebrek, nu in het geheel niet is
gemotiveerd waarom aan de inhoud van het rapport is voorbijgegaan. In het verleden heeft de inrichting wel degelijk aanknopingspunten gezien om de longstay-indicatie te toetsen. Klager verwijst naar de brief van de behandelcoördinatoren van de
Pompestichting van 27 november 2006. De in die brief geschetste situatie is ook thans nog aan de orde.
Klager ontkent dat er incidenten zijn geweest. Het incident in 2003 wordt niet door politie of Justitie bevestigd. Het is een eigen leven gaan leiden. Klager staat open voor een behandeling. Hij heeft geen weerstand tegen libidoremmende middelen.
Klager
denkt de libidoremmende medicatie echter niet nodig te hebben. Als de medicatie nodig is voor de resocialisatie, dan zal hij ze gebruiken. Het rapport van [psychiater] is in de inrichting besproken, maar klager heeft hier nog niets over vernomen. De
schematherapie is niet op gang gekomen. Klager blowt af en toe om de negativiteit uit de weg te gaan. Hij ziet daar het probleem niet van in. Hij kan zich niet voorstellen waarom de inrichting dat als een probleem ervaart.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het verzoek om overplaatsing is voorgelegd aan de Pompestichting. Vanuit deze kliniek ziet men geen aanleiding tot plaatsing van klager op een reguliere
behandelafdeling dan wel overplaatsing in het kader van een onderzoek naar (nieuwe) behandelmogelijkheden. Klager is blijvend delictgevaarlijk en er zijn geen aanwijzingen dat een nieuwe behandelpoging hier verandering in zou kunnen brengen. In
tegenstelling tot hetgeen psychiater [...] in zijn rapport stelt, is een behandeling met libidoremmende middelen wel degelijk overwogen, maar niet van de grond gekomen vanwege klagers weerstand hiertegen. Klager heeft de hem geboden
resocialisatiemogelijkheden niet weten te benutten door zich niet aan de afspraken te houden. Klager is bovendien bij meerdere incidenten betrokken geweest en is in recidive vervallen. Klager heeft onvoldoende inzicht in zijn tekortkomingen. Hij is
gericht op behoeftebevrediging en houdt begeleiding af. Het risico van delictgedrag is onverminderd aanwezig zonder dat er mogelijkheden zijn dit in gunstige zin te beïnvloeden. Er is geen enkele aanwijzing voor een gedragsverandering. Het verblijf op
een longstayafdeling is nog steeds geïndiceerd.
Klager accepteert zijn plaatsing in de longstayvoorziening niet. In 2006 heeft de inrichting verzocht klager over te plaatsen naar een observatiekliniek om zo de psychische druk die klager ervaart te verminderen. Dit verzoek is afgewezen omdat dit geen
reden voor overplaatsing vormt.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het geldende longstay beleidskader is bepaald dat na verloop van tijd kan blijken dat voortzetting van het verblijf op de longstayafdeling niet meer noodzakelijk is, omdat blijkt dat het delictrisico op termijn wel kan worden verminderd door
behandeling of anderszins. Zo kunnen tbs-gestelden zich na verloop van tijd wel openstellen voor behandeling die zij eerder afwezen, kunnen behandelstrategieën in de loop der jaren verbeteren, kunnen medicijnen sterk verbeterd zijn en/of ontwikkeld
zijn
of kan bijvoorbeeld de stoornis van de tbs-gestelde afnemen met de leeftijd. Ook is denkbaar dat de beheersproblematiek dusdanig is afgenomen dat een doorplaatsing in een longstayvoorziening in de GGZ mogelijk is (Tweede Kamer, 2004-2005, 29452, nr 35,
p. 11).

De beroepscommissie stelt voorop dat voor wat betreft de in het huidige longstay beleidskader aangekondigde periodieke toets van de longstaystatus door de LAP, hier niet zonder meer een recht op een periodieke toetsing aan kan worden ontleend. De
omstandigheid dat sinds klagers plaatsing in de longstayvoorziening geen hernieuwd advies van de LAP is uitgebracht, kan derhalve niet tot gegrondheid van het beroep leiden.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat tot het wegplaatsen van klager uit de longstayvoorziening. De beroepscommissie hecht hierbij meer waarde aan het
verlengingsadvies van de inrichting van 31 maart 2008 dan aan het rapport van psychiater [...]. Het verlengingsadvies is in tegenstelling tot het rapport van [...] tot stand gekomen na een langdurige klinische observatie. De beroepscommissie heeft
verder kennisgenomen van de tussenbeslissing van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij is bepaald dat klager zal worden onderzocht door het Pieter Baan Centrum omtrent de (on)mogelijkheden van de hervatting van zijn behandeling, maar ziet hierin geen
aanleiding vooruit te lopen op hieruit voortvloeiende conclusies. Op grond van de stukken moet thans worden aangenomen dat klager nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een longstayvoorziening. Gelet op het vorenstaande kan de
beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven