nummer: 08/3007/GM
betreft: [klager] datum: 21 april 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 14 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, en [...], hoofd medische dienst en [...], coördinerend arts, namens de inrichtingsarts.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 september 2008, betreft de niet adequate behandeling van klagers huidklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij is meermalen bij de medische dienst geweest. Elke keer zag hij een andere arts. Iedere keer kreeg hij ook andere medicatie. Hoe kan zijn aandoening genezen als hij steeds wat anders krijgt voorgeschreven? De
behandeling is niet adequaat, klager heeft nog steeds last van een jeukende en droge huid.
Namens klager is aangegeven dat klager niet voldoende geneeskundige behandeling heeft gekregen. Hij heeft nog steeds pijnlijke jeuk. De jeukplekken hebben zich uitgebreid. Klager stelt dat de voorgeschreven zalven en crèmes zijn aandoening niet genezen
en/of verminderen. Verder is hem geen speciale badzeep voorgeschreven ondanks uitdrukkelijk verzoek. Klager is van mening dat hij dient te worden doorverwezen naar een huidspecialist ter verdere behandeling.
Ter zitting heeft de raadsman daaraan toegevoegd dat klagers problemen dateren van juli 2008. Nog steeds zijn de problemen niet weg, die lijken zich zelfs uit te breiden. Als voorgeschreven medicatie niet helpt ligt het voor de hand klager te verwijzen
naar een specialist.
De inrichtingsarts heeft -zakelijk weergegeven- het volgende standpunt ingenomen.
Klager kwam op 20 juli 2008 in de inrichting. Hij gaf meteen aan last te hebben van jeuk en een donkere huidverkleuring. Op 22 juli 2008 is hij door de inrichtingsarts gezien, die hem een crème en tabletten tegen de jeuk heeft voorgeschreven.
Op 3 augustus 2008 weigerde klager de hem voorgeschreven medicatie, omdat deze niet zou helpen. Na overleg door de verpleegkundige met de arts is voor klager een afspraak gemaakt op het spreekuur. Bij die gelegenheid is gesproken over de klachten van
de
droge huid. Er is hem vette zalf voorgeschreven. Op 20 augustus 2008 is klager gezien door de verpleegkundige. Er was toen geen indicatie om het beleid aan te passen. Op 25 augustus 2008 is door de inrichtingsarts naast vette crème ook crème tegen
schimmelinfectie voorgeschreven. Deze had klager aan het begin van zijn detentie ook gehad. Bovendien is hem bloed afgenomen. De bloeduitslagen lieten geen bijzonderheden zien en opnieuw werd de diagnose gesteld dat klager last heeft van een droge
huid.
Adviezen hoe hier mee om te gaan zijn besproken. Op 17 september 2008 had klager nog steeds jeuk, de crème is aangepast om jeuk en krabeffecten te verminderen. Op 30 september 2008 is wederom droge huid gediagnosticeerd. Adviezen hoe hier mee om te
gaan
zijn nogmaals besproken in aanwezigheid van een tolk.
Op 24 oktober 2008 is vastgesteld dat er geen indicatie is voor doorverwijzing naar een dermatoloog. Op 7 november 2008 geeft klager bij de inrichtingsarts aan dat hij denkt dat het van binnen komt, ook al zijn de bloeduitslagen goed. Klager is niet
akkoord met de diagnose en de behandeling.
Op 12, 20, 21, 23, 24, 25 en 28 november 2008 is klager gezien door de verpleegkundige. Ook op 1, 2, 3 en 5 december 2008 is hij door de verpleegkundige gezien. Hij heeft geen klachten meer aangegeven over zijn huid: klager gebruikt hydocortison /
ureumcrème cf. afspraak.
Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat jeuk een veel voorkomende klacht is. Hiervoor zijn veel oorzaken mogelijk. Meestel wordt de jeuk veroorzaakt door een droge huid. Getracht wordt de juiste behandeling te vinden. Omdat er geen huidafwijking
zichtbaar was is eerst vettende crème voorgeschreven. Daarna zijn andere middelen geprobeerd en is er een bloedonderzoek gedaan. Op basis van de resultaten van de diverse onderzoeken is verwijzing naar een specialist niet geïndiceerd.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de medische stukken en de toelichting ter zitting vast dat klager vanaf het begin van zijn detentie veelvuldig met zijn klachten bij de medische dienst is geweest en telkenmale uitleg heeft gekregen over de aard
van de aandoening. Daarnaast zijn klager meerdere crèmes voorgeschreven. Er is verschillende keren gezocht naar een middel dat klager verlichting kon brengen. Voorts is, toen de klachten bleven aanhouden, klagers bloed onderzocht, waarbij geen
afwijkingen geconstateerd zijn.
Alles overziend kan niet gesteld worden dat de inrichtingsarts op enig moment te kort geschoten is in de behandeling van klagers huidprobleem.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 21 april 2009
secretaris voorzitter