Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0305/GB, 21 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/305/GB

Betreft: [klager] datum: 21 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 januari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 3 april 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de BGG Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Zoetermeer. Op 26 maart 2009 is hij overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Als hij geweten zou hebben dat de medicatie op cel lag en dat dit niet mocht, zou hij de medicatie hebben weggegooid. Het personeel heeft klager achteraf verteld waar de medicatie is aangetroffen. Dit was in de citruspers die het eigendom was van
medegedetineerde [A] Klager probeert zijn detentie rustig door te komen en heeft dit soort dingen niet eerder aan de hand gehad. Klager kon niet weten dat [A] medicatie in de citruspers had verstopt. Als je samen in een meerpersoonscel wordt geplaatst,
kan je niet in spullen van de andere gedetineerde gaan zoeken. [A] heeft gevraagd of klager de schuld op zich wilde nemen. Hij zou daarvoor geld krijgen. De bewaarders hebben hem geadviseerd om dit niet te doen.
[A] kocht creatine om breed te worden. Je ziet zo dat die anabole steroïden voor [A] waren en niet voor klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door de directeur van de gevangenis/ISD Zoetermeer aangeboden voor plaatsing in het BGG-regime in verband met het bezit althans het voorhanden dan wel op cel hebben van een grote hoeveelheid medicatie die niet door de medische dienst
van de inrichting is verstrekt. De directeur heeft getracht om te achterhalen van wie de medicatie was. Klager verbleef op dat moment op een meerpersoonscel. Beide gedetineerden beschuldigden elkaar ervan de bezitter van de medicatie te zijn. Beiden
hebben geen medewerking verleend om gedegen uit te kunnen zoeken van wie de medicatie was. Klager heeft bij de directeur aangegeven zwaar onder druk te zijn gezet door zijn celgenoot en te zijn bedreigd door hem. De hoeveelheid medicijnen, die is
aangetroffen, kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. Klager heeft hiermee gehandeld in strijd met de orde en de veiligheid in de inrichting. Hiermee heeft hij laten zien niet gemeenschapsgeschikt te zijn hetgeen een plaatsing in de BGG
Zoetermeer legitimeert. Duidelijk is geworden dat klager in ieder geval op de hoogte was van het feit dat deze medicatie op zijn cel aanwezig was. Pas nadat de medicatie gevonden was, hebben beide gedetineerden elkaar ervan beschuldigd de bezitter van
de medicatie te zijn.

4. De beoordeling
4.1. BGG Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.

4.3. In het kader van dit beroep staat ter beoordeling of kan worden aangenomen dat klager op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van medicijnen op de tweepersoonscel waar hij verbleef. Daarvoor geldt als uitgangspunt dat degenen die in een
meerpersoonscel geplaatst zijn verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van voorwerpen op die cel, behoudens het geval dat sprake is van een contra-indicatie die erop neerkomt dat niet kan worden aangenomen dat een gedetineerde enige wetenschap
omtrent een voorwerp heeft gehad.
Klager heeft gesteld niet van op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid in de cel die hij met gedetineerde [A] deelde van de aldaar aangetroffen medicijnen. Op dat standpunt heeft de klager zich vanaf het moment van de ontdekking van de
medicijnen gesteld. Gesteld noch gebleken is op welke wijze klager verder medewerking had kunnen verlenen aan het onderzoek. Klager heeft een verklaring afgelegd over de aanwezigheid van medicatie in de citruspers die aan zijn celgenoot toebehoorde.
Gelet op de omstandigheden van het geval valt niet uit te sluiten dat klager niet op de hoogte is geweest van de aanwezigheid op cel van de medicijnen waarmee de grondslag aan de bestreden beslissing komt te ontvallen. Derhalve dient de bestreden
beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven