nummer: 08/860/TB
betreft: [klager] datum: 8 mei 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 2 april 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de afdeling juridische zaken van
de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en [...], behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.
Bij tussenbeslissing van 7 augustus 2008 heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep voor de duur van een half jaar aangehouden in afwachting van rapportage van het FPC Veldzicht (hierna: Veldzicht). De bedoelde tussenbeslissing is aan deze
uitspraak gehecht.
Klagers raadsman heeft bij brief van 24 oktober 2008 informatie van de Dr. S. van Mesdag (hierna: de Van Mesdag) toegezonden, die ter kennisneming in kopie aan de Staatssecretaris is doorgezonden.
De directeur van Veldzicht heeft bij brief van 20 februari 2009 de gevraagde rapportage toegezonden.
Deze rapportage is in kopie doorgezonden aan klager, zijn raadsman en aan de Staatssecretaris.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk nader te reageren en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van na de tussenbeslissing van 7 augustus 2008 ingekomen stukken
Klagers raadsman heeft bij brief van 24 oktober 2008 informatie van de Van Mesdag toegezonden met de volgende inhoud. [...], klinisch psycholoog-psychotherapeut bij de Van Mesdag, heeft op verzoek van klager informatie gegeven. Daaruit komt onder meer
naar voren dat klager destijds zelf naar de longstay wilde en dat hij dat klager heeft ontraden. Toen de plaatsing dichterbij kwam en klager bezwaren begon te maken, heeft hij met het team besproken of klager in de Van Mesdag kon blijven en of kon
worden gekeken wat er toch nog aan resocialisatie zou kunnen plaatsvinden. De kliniekleiding hield vast aan een longstayplaatsing van klager. Het behandelteam heeft de longstayplaatsing uiteindelijk ook doorgezet, omdat klager terugviel in dreigementen
en het oude patroon van proberen af te dwingen. Zo gaf klager aan: “Als ik naar de longstay ga, dan maak ik het jullie hier nog erg moeilijk zolang ik hier ben”. Dit was belangrijk omdat het team, als het met klager in de inrichting zou doorgaan zonder
stok van de longstay achter de deur, weinig middelen heeft om hem aan het programma te laten meedoen als hij dat niet wil. De dreigementen gaven weinig vertrouwen voor de toekomst. Ieder van de teamleden gunde het klager dat hij in de Van Mesdag kon
doorgaan. De laatste maanden ging het goed, maar dat was te dun om het op die manier er op te wagen.
Het kan zijn dat hij klager heeft gezegd dat in de longstay een verloftraject kan worden gestart. Klager dient de mogelijkheden daartoe met zijn behandelaren te bespreken. Ook zou een zesjaars-contrarapportage een aanknopingspunt kunnen bieden als
klager de onderzoekers en rapporteurs zou kunnen overtuigen van de realiseerbaarheid van een verloftraject. Of een second opinion, bijvoorbeeld in het Pieter Baan Centrum (PBC) of door externe forensische onderzoekers/rapporteurs.
[...], algemeen directeur van Veldzicht, heeft bij brief van 20 februari 2009 aangegeven dat klager op 28 mei 2008 op de longstayafdeling en niet op een opname- of intakeafdeling van de inrichting is opgenomen. Zoals vermeld in het advies van 2
februari
2009 van Veldzicht, dat op verzoek en ter aanvulling van het laatste verlengingsadvies aan het hof te Arnhem is gegeven, ziet Veldzicht nu geen behandelmogelijkheden en is voortzetting van klagers longstayplaatsing aangewezen.
2. De nadere standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat hij zich niet herkent in de aanvullende rapportage van Veldzicht. Aanvankelijk heeft hij in Veldzicht een moeilijke periode gehad, maar daarna heeft hij overwegend positief gedrag laten zien. Gelet op deze goede
periode wenst klager een onafhankelijk en objectief onderzoek, bij voorkeur in het Pieter Baan Centrum.
Namens de Staatssecretaris is naar voren gebracht dat de rapportage van Veldzicht het eerder ingenomen standpunt - dat klager nog steeds voldoet aan de longstaycriteria - bevestigt. Gelet op klagers overplaatsing naar Veldzicht, alwaar een nieuw team
zich over klager heeft uitgelaten, wordt overplaatsing van klager naar het Pieter Baan Centrum voor een nader onderzoek naar behandelmogelijkheden niet zinvol geacht.
3. De beoordeling
Zoals is overwogen in de aangehechte tussenbeslissing van 7 augustus 2008 is klager in de longstay geplaatst vanwege, kort gezegd, een uiterst beperkt behandelperspectief en chronische delictgevaarlijkheid.
Volgens de Pompestichting is een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening aangewezen. Bij klager is sprake van een geringe vooruitgang dankzij de geboden structuur en inzet van het personeel. Hij doet zijn uiterste best om op het goede
pad te blijven, maar het kost hem erg veel moeite dit vol te houden als dit niet direct beloond wordt, waardoor sprake lijkt van een schijnaanpassing.
Uit de inlichtingen van 20 februari 2009 van Veldzicht komt naar voren dat Veldzicht nu geen behandelmogelijkheden ziet en voortzetting van klagers longstayplaatsing aangewezen acht. Aanvankelijk goed gedrag heeft klager niet weten vast te houden
vanwege een gebrek aan intrinsieke motivatie om te veranderen. Klager wil met name veranderen, omdat hij denkt daar onmiddellijk voor beloond te zullen worden. Als dit niet gebeurt of dingen niet gaan als hij het wil, valt hij terug in oude
gedragspatronen. Klager heeft onvoldoende gewetensfunctie en empathie met anderen. Hij is moeilijk te motiveren voor behandeling van delictrecidive, omdat hij zich niet in anderen kan inleven. Hij kan de gevolgen van zijn gedrag voor anderen niet
inzien
en hecht daar ook geen belang aan. Drugsgebruik, schending van regels en het buiten zichzelf leggen van verantwoordelijkheden, maken dat klager blijvend delictgevaarlijk en moeilijk behandelbaar is. Klager heeft een begrenzende omgeving nodig om tot
een
redelijke samenwerking te komen, waarvoor de longstayafdeling de aangewezen plaats is.
Nu behalve de Pompestichting ook Veldzicht geen aanknopingspunten voor een behandeling van klager op een reguliere behandelafdeling ziet, kan niet worden geconcludeerd dat een voortgezet verblijf van klager op de longstayafdeling niet langer in de rede
ligt.
De omstandigheid dat klager zich niet in de rapportage van Veldzicht herkent, kan op zichzelf niet tot een ander oordeel leiden.
De beroepscommissie ziet in het licht van bovenstaande inlichtingen van de Pompestichting en Veldzicht geen aanleiding voor nader onderzoek van eventuele behandelmogelijkheden van klager in het Pieter Baan Centrum.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot overplaatsing van de longstayvoorziening naar een behandelafdeling, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 mei 2009
secretaris voorzitter