Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1209/SJA, 7 mei 2009, schorsing
Uitspraakdatum:07-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 09/1209/SJA

betreft: [klager] datum: 7 mei 2009

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.P. van Dijk,
namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 29 april 2009, inhoudende het verzoeker niet toestaan om zijn strafdossier
op zijn kamer te bewaren.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 mei 2009 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van voormelde inrichting van 6 mei 2009.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
Het niet op zijn kamer mogen bewaren van zijn strafdossier valt niet anders aan te merken dan als een inbeslagname, waarvoor artikel 50 Bjj geen grondslag biedt. Daaraan kan niet afdoen dat verzoeker op gezette tijden inzage in het dossier mag hebben.
De bestreden beslissing is in strijd met artikel 8 EVRM en artikel 41in verbinding met artikel 42, eerste lid, onder i, Bjj. Verzoekers strafdossier vormt onderdeel van de correspondentie tussen verzoeker en zijn raadsvrouw mr. J.B. Wijnholt, waarvan
derden zonder hun toestemming geen kennis mogen nemen.
Verzoeker heeft belang bij het onder zich houden van de correspondentie met zijn raadsvrouw, waaronder het strafdossier. Deze stukken bevatten vertrouwelijke informatie en verzoeker wenst niet dat derden daarvan kennis kunnen nemen. Uit de door
verzoeker ondertekende bevestiging van de afspraak over toegang van verzoeker tot genoemde stukken kan niet zijn toestemming voor de inbeslagname van de geprivilegieerde stukken worden afgeleid. Nu de groepsleiding de stukken bewaart, brengt dat mee
dat
tenminste de groepsleiding van deze stukken kennis kan nemen. Niet kan worden gegarandeerd dat buiten verzoeker en zijn raadsvrouw niemand kennis neemt van de stukken. Verzoeker heeft er dan ook belang bij dat de bestreden beslissing zo spoedig
mogelijk
wordt geschorst.

De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
Er is geen individuele beslissing genomen, maar sprake van uitvoering van algemeen beleid op grond van het interne reglement ‘Dossierbeheer en recht op inzage’. In
artikel 9 van dit reglement staat dat het niet de bedoeling is dat jongeren hun dossier op hun kamer bewaren. Belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de inrichting het niet wenselijk vindt dat jongeren, die het grootste gedeelte van de dag op de groep
verblijven, vrijelijk daarover met andere jeugdigen kunnen communiceren en dat het risico wordt gelopen dat (delen van) het dossier in verkeerde handen terechtkomen of zoekraken. Enerzijds zijn er dus pedagogische argumenten, anderzijds is sprake van
het belang van het bewaren van de orde en veiligheid in de inrichting.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat het in het onderhavige geval gaat om door verzoekers raadsvrouw ter voorbereiding van de strafzaak aan verzoeker toegezonden stukken, waaronder met name het strafdossier.
Verzoeker wil deze stukken permanent op zijn kamer onder zich houden, maar mag dat op grond van pedagogische overwegingen en veiligheidsoverwegingen niet als hij zich gedurende deelname aan het verplichte programma niet op zijn kamer bevindt. Als
verzoeker aan verplichte onderdelen van zijn programma deelneemt, moet hij de stukken geven aan de groepsleiding, die deze stukken in een gesloten map op kantoor bewaart.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
Naar het oordeel van de voorzitter is dat, gelet op de inlichtingen van zowel verzoeker als de directeur, niet het geval. Niet is immers betwist dat verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om kennis te nemen van zijn strafdossier en zijn
strafzaak voor te bereiden, alsmede dat hij het strafdossier alleen niet onder zich mag houden als hij aan verplichte onderdelen van zijn programma deelneemt.
De beantwoording van de principiële vraag of het niet permanent onder zich mogen houden van het, als geprivilegieerde post ontvangen, strafdossier in strijd is met de Bjj dan wel artikel 8 EVRM is voorbehouden aan de beklagcommissie. Naar het oordeel
van de voorzitter doen zich geen omstandigheden voor die meebrengen dat de voorzitter met voorbijgaan van de behandeling van de zaak door de beklagcommissie onmiddellijk een voorlopige voorziening zou moeten treffen. Daarbij is van belang dat er
uiteraard in redelijkheid van uit mag worden gegaan dat medebewoners geen kennis kunnen nemen en het personeel geen kennis neemt van de inhoud van verzoekers strafdossier, als het personeel dit dossier in een gesloten map tijdelijk op kantoor bewaart.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. de Jong, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 mei 2009

secretaris voorzitter

Naar boven